119 stof vervaardigde jaquet-costuums vertoonde. Een subtiel verschil maar toch niet zonder betekenis. Zuidema genoot, soms zelfs voor ons zichtbaar, van zijn waardigheid als onderdirecteur. Die kwam natuurlijk alleen maar ten volle uit als Dr. Brongersma afwezig was. Hij vond het dan heerlijk om op de gangen autoritair rond te stappen en aanzeggingen in de klasse-lokalen te doen. Er ontbrak aan dat alles misschien alleen nog maar een academische graad, ad majorem gloriam. Leraren krijgen waarschijnlijk nogal gemakkelijk kamei- geleerde allures te meer nog als ze in een stad werkzaam zijn die hun geboorteplaars niet is, zo als meestal het geval is. Administratief waren Calkoen en Zuidema natuurlijk Haar lemmers en zeker geen onbelangrijke maar ondanks hun levenslange werkzaamheid hier, zijn ze het nooit in hart en nieren geworden, zoals b.v. Trenité, Pauw, Heringa en, niet te vergeten Zuidema's collega in dubbele zin en taalboekjes- schrijvende collaborateur J. G. Tuytel Dat was een man die veel meer van mensen hield, die altijd bezig moest zijn met dingen die, niet alleen met de school, maar ook met zijn woonstad te maken hadden. Hij was een verwoed coöperatie-man, woonde in een coöperatie-huis en was, evenals Nolst Trenité, een van de oprichters van de Haar lemse Coöperatieve Dinervereniging. De kruidenierswaren voor het gezin Tuytel kwamen van Coöperatie Eigen Hulp Zijn woning stond in de Bloemhofstraat naast die van de toenmalige directeur van Haarlems Dagblad, J. C. Peere boom, waar ik in mijn jeugd veel als vriend van de zoons, de latere directeuren van H.D., over huis kwam. Ik herinner me nog wel hoe de heer Peereboom Sr er altijd plezier in had met wat voor enthousiasme zijn buurman bezig was met zijn coöperaties en hoe hij ook steeds al zijn buren wilde opnemen in die sfeer van coöperatief d.w.z. goedkoper leven. Daarmee vergeleken was Zuidema maar een stille in den lande. Tuytel wilde niet alleen een goed leraar, maar voor zijn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1964 | | pagina 121