129
luchtige leerlinge, Prinses Juliana, ook wel eens ten aanzien
van de koninklijke familie, voor zijn vertrek aan het slot van
de lestijd, zijn tekenkunst moest vertonen.
Zijn manier van tekenen was frappant en uiterst boeiend.
Het gebeurde feilloos en zonder haperen; met grote snelheid
bewoog het krijtje zich, zonder noemenswaard te worden
opgelicht, over het schoolbord en de figuren werden als het
ware uit het zwart voor onze verbijsterde ogen geboren,
mannetjes en vrouwtjes in de juiste klederdrachten van hun
tijd, omgeven door gebouwen in bijbehorende stijlen. Zijn
kennelijk grondige kennis van die kledij en en bouwtranten
was al een wonder op zich zelf.
Plotseling was hij als leraar voor ons verdwenen op de ma
nier van de beëindiging van een droom. Ik herinner me dat
ik het eigenlijk niet meer dan natuurlijk vond dat hij weg was,
beseffende dat hij een persoonlijkheid was die in te veel op
zichten te ver boven ons stond om zo moeizaam met ons rond
te tobben. Maar gemist heb ik hem nog lang, totdat ik zover
was gekomen dat de lectuur van zijn geschriften een deel
daarvan kon vergoeden.
A. van der Voort Azn.
Er was in die oude tijd nog een tweede figuur, docent in
een van die ten onrechte verguisde vakken, die allerminst
ooit de indruk maakte dat hij met de ontwikkeling van
inferioriteits-complexen zat opgescheept. Was de hiervoor
besprokene in die tijd een van de piepjonge leraren, de man
die ik nu op het oog heb was, vooral in onze ogen, stokoud,
in die tijd al zo dicht aan zijn pensioen dat hij de overgang
naar het gebouw aan de Zijlvest eigenlijk niet ten volle heeft
meegemaakt. Zijn naam was A. van der Voort Azn en hij gaf
aardrijkskunde.
Het was blijkbaar eigen aan die tijd van omstreeks 1900
dat iedereen er veel ouder uitzag dan hij was. Voor een groot
deel zat dat natuurlijk in de kleding. De meisjes zagen er uit
als huismoeders met hun opgestoken lange haar, lange rokken
en blouses met ceintuur; jongens droegen ouwe-mannen-