131
alle leerlingen langs (d.w.z. alleen de jongens) en liet dan,
terwijl hij het ene einde van de stok tussen de vingers losjes
hield, het andere einde vrij op het hoofd van het slachtoffer
vallen. Hij had dan zelf groot plezier en vertelde erbij dat
hij het deed om te kunnen horen ,,hoe hol het wel was" daar
bij ons binnen in die hersenpannen. Ik heb niet kunnen mer
ken of de klasse het grapje ooit bijzonderlijk heeft weten te
waarderen.
's Winters toonde Van der Voort altijd grote belangstelling
voor het schaatsenrijden. Hij stond dan met een dikke pelsjas
en een vervaarlijke berenmuts op de ijsbaan aan de Klever
laan aan de kant te kijken naar schoonrijd-oefeningen van
deze of gene. Als we langs hem kwamen namen we erg be
leefd onze petjes voor hem af maar, met majesteitelijke on
verstoorbaarheid keek hij niet op of om.
A. van der Voort was wel een man wiens vreemdigheden
hem een bijnaam moesten bezorgen. In zijn vele vertellingen,
ook over het Afrikaanse werelddeel, kwam de woestijn Kala
hari ter sprake en een slimmerik had al lang vóór onze tijd
ontdekt dat 's mans voornaam in combinatie met zijn kaal
hoofdigheid zonder moeite via „kale arie" leidde tot het
klankbeeld van de woestijnbenaming. Zo ontstond zijn bij
naam Kalahari.
Zowel Van der Voort als de hierna ter bespreking komende
Dr. M. Bruyel woonden, de een in het Kleverpark en de laatste
in de Tempeliersstraat in huizen die al bijna in aanmerking
komen voor de aanduiding als „demeures seigneuriales".
In het gezin Bruyel dat, naar ik meen, kinderloos was, was
een pleegzoon opgenomen, CasaVan der Voort vertoonde het
vertrouwde beeld van inwonende scholieren.
Dr. M. Bruyel
De politiek speelde in die tijd vooral buiten de verkiezingen,
een nog kleinere rol dan tegenwoordig. Het socialisme was
nog altijd in zijn aanloop-periode en middelbare school-
leraren bleven er in het algemeen ver van. Over iemand
waarvan bekend was dat hij socialist was, werd fluisterend