152
hadden uiteraard iets statigs, iets giraffe-achtigs. Ook Heyman
behoorde bij die soort en ook enigszins Simon Martin, de
gymnastiek-leraar.
Het merendeel was nogal klein van stuk, mannen van de
kleine pasjes. Daar was een groep die, zoals Heringa, iets
voorovergebogen de indruk gaven van de denker, Nolst
Trenité en ook Gustaaf de Vries waren van die kracht, maar
dan een ietsje meer rechtop.
Eigenlijk waren die kleinen meestal dribbelaars zoals Van
der Vegt en vooral Calkoen die zó dribbelde dat hij op straat
niet voldoende opschoot en dus altijd maar fietste. Op school
dribbelde hij zo maar wat in de klas rond, zo tussen het
mensengeraamte en de vitrines met kikkers op sterk water
en vlinders in doosjes vastgeprikt met een speld door hun
lange lijven.
Pauw, de lange Pauw had ook een gang apart. Hij ging
statig rechtop, maar hij liep niet eigenlijk, hij marcheerde
altijd alsof hij met de troep mee was. Het zag er uit alsof het
op de muziek ging en dat ging het waarschijnlijk ook, want
als hij vlak langs je kwam, hoorde je hem neuriën. ,,ïl mar-
chait tout en fredonnant ses petites marches mihtaires fa-
vories simpele marschmelodietjes waar de dozijnen operettes
van Audran, Lecocq, Planquette en Offenbach vol mee zijn,
zo iets van:
Voici le sabre, le sabre, le sabre
Voici le sabre, le sabre de Papa (Gr. Duch. de
Gérolst.)
L. van der Vegt
Wij hadden ook in de wiskunde-vakken nog zo'n bejaarde
figuur zonder eigenlijke bijnaam en die ook maar hoofd
zakelijk in de hoogste klassen les gaf. Dat was L. van der Vegt,
zeldzamerwijze een H.B.S.-wiskunde-leraar zonder doctors
titel. Wij waren allemaal erg gesteld op die gemoedelijke,
altijd vrolijke, altijd sigaren rokende repetitor uit de vijfde
klasse, die ons op sjeuige wijze nog eens door de hele wiskunde