160 -
dwaas was om zo maar pardoes zijn handen los te laten, al
viel hij daarbij ook op een veilige dikke matras, kon er ver
zekerd van zijn dat hij een klein beetje met de stok kreeg om
zulke gevaarlijke praktijken voorgoed af te leren.
Simon Martin was de man van de hoge cijfers, het rapport
cijfer tien was bij hem geen zeldzaamheid, maar kon altijd
slechts een zeer magere voldoening bij onze vaders teweeg
brengen als de rest van het rapport beneden de maat was. Hij
verrichtte belangrijk werk doordat hij bij zijn leerlingen streng
op houding lette, kromme ruggen waren hem een gruwel. Een
sportleraar was hij niet, de echte sporten behoorden in het
toenmalige schoolprogramma niet thuis. Die moesten we in
onze vrije tijd die in de hogere klassen niet overmatig ruim
was toegemeten, maar zelf zien te bedrijven.
Simon Martin kende alle families in Haarlem en alle fa
milies kenden hem. Oudtijds was het „bon ton" in Haarlem
reeds heel jong ter dansles te gaan, als wij later naar de H.B.S.
gingen, waren er dus nooit zo veel onbekenden voor hem.
Simon Martin troonde op die prachtige Oude Doelen in de
Gasthuisstraat in een lichte en luchtige gymnastiekzaal en
had daarin althans een voorsprong op de „wetenschappelijke"
collega's die het in die tijd nog ten dele met hun bijgelapte
vroegere woon- en slaapvertrekken moesten doen.
J. Dolle
Een enkel woord nog over Dollé, d.w.z. „de oude Dollé",
de man die een paar jaar voor het verhuizen naar de Zijlvest
met pensioen verdween. Met een variant op de manschappen
van Napoleons oude garde van wie men zei: „lis grognent
mais ils suivent toujours". had er van hem gezegd kunnen
worden: „II grogne mais il nous cache toujours". Waren wij
hier of daar de les uit en naar de directeur gestuurd, Dollé,
al klagende en jammerende over zijn op het spel staande ver
trouwenspositie en verantwoordelijkheid, gaf altijd aan enkele
ondeugende knaapjes gelegenheid zich in zijn toch al niet al
te grote hokje voor onaangename ontmoetingen te ver
schuilen. Maar hij bleef altijd tegenover ons een beetje