HERMAN DEINUM
22 september 1902 27 juli 1964
Ingewijden wisten hoe teer en kwetsbaar de stoffelijke
levensdraad van Herman Deinum in de laatste jaren was en
zij werden steeds meer bezorgd als ze hem ontmoetten. Hij
zelf wist dit ook wel en de waarschuwingen lieten hem niet
onberoerd. Maar hij was nog vol plannen en daardoor zou
hij zich uit zich zelf niet hebben kunnen voegen naar leefregels,
die voor hem een breuk zouden betekenen met zijn werk, zijn
leven te midden van hen, voor wie hij zoveel is geweest.
Herman Deinum heeft zich ten volle gegeven voor de taken,
waartoe hij zich geroepen wist en waartoe hij ook begenadigd
was.
Aanvankelijk leek hij niet de weg te zullen gaan van zijn
vader in Kampen en zijn oom Philip in Haarlem. Hij be
reidde zich voor op het leraarschap, behaalde de akte M.O.
Engels en heeft een twaalftal jaren les gegeven aan de Ge
meentelijke Handels Avondschool te Kampen. Daarnaast
verrichtte hij veel journalistieke arbeid voor plaatselijke
bladen.
Maar bij hem kroop het bloed ook waar het niet gaan kan
en zo kwam hij 1 juli 1939 toch in dit wonderlijke be
drijf, dat een schouwburg is.
De nodige ervaring had hij natuurlijk in zijn geboortestad
opgedaan, al stelde de schouwburg hier hogere eisen.
Voor die hogere eisen deinsde Herman Deinum niet terug,
want hij heeft alle werk gezien als een opdracht van de Aller
hoogste. Meer dan eens heeft hij, die wars was van overdreven
vroom gedoe en die met hart en ziel een vrije en vrijzinnige
godsdienstige opvatting was toegedaan, daarvan getuigenis
afgelegd.
Hij was in Kampen een actief vrijmetselaar, hij was daar
tevens jarenlang kerkeraadslid geweest. In de bloeiperiode
van de landelijke Doopsgezinde Jongeren Bond was hij de
door allen geaccepteerde voorzitter. Velen, die nu tot de