71
som, welke Schultze zeven jaar geleden voor dit pand had
betaald. Koper werd Wilhelmus Martinus Gerardus Heukens-
felt, makelaar te Amsterdam, handelend in opdracht van het
r.-k. bisdom van Haarlem. De 17de december 1858 werd ten
overstaan van notaris P. Mabé jr. het huis voor 20.200,
aan het bisdom overgedragen. Daar het bestemd was tot
woning van de bisschop, zou mgr. Van Vree in een tijdsbestek
van zes jaar voor de derde maal verhuizen. Maar voor het
zover was, moesten er eerst heel wat moeilijkheden over
wonnen worden.
Een week na de overdracht achtte de commissaris des
konings in Noord-Holland, Boreel, zich verplicht de minister
van justitie mededeling te doen van het volgende:
„Bij den verkoop van een der aanzienlijkste huizen te
dezer stede is dit aangekocht en ten name gesteld van
het R.C. Bisdom van Haarlem, terwijl men meent, dat
het bestemd is tot woning van den Bisschop, den Heer
J. van Vree".
Na er op gewezen te hebben, dat Z.H.E.W. z;ijn domicilie
in 1855 van Sassenheim naar Haarlem had overgebracht,
wat volgens den toenmaligen minister van justitie met in strijd
was met de wet, vervolgt de brief:
„doch het mag echter m.i. gevraagd worden of hier ge
handeld is overeenkomstig de bedoeling der wet, wanneer
een der aanzienlijkste huizen te Haarlem als blijvend
eigendom van het bisdom wordt aangekocht, om tot
voortdurende woning te verstrekken van de Bisschoppen
Wijselijk liet hij de beoordeling dezer vraag „aan het meer
verlicht oordeel" van Zijne Excellentie over Daarom had
de minister in een geheime missive van 4 januari 1859 no. 1
aan zijn ambtgenoot voor de Zaken der R.K. Eredienst,
J. W. van Romunde, uitvoerige inlichtingen gevraagd. Het
antwoord van de minister, 8 januari 1859, kan niet anders
dan als een krachtig pleidooi ten gunste van de bisschop
worden gezien.
Het beslaat 9 bladz. folio en begint met de mededeling, dat
de bewindsman aan het departement van justitie heeft ver-