76 haald is, tot in hooge kringen zijn doorgedrongen, te moeten tegenspreken. Er is gezegd, dat in het thans door mij bewoonde huis, na mijn vertrek, een generaal en negen aartspriesters (waarschijnlijk zijn de proost toevallig vikaris-generaal en de kanoniken bedoeld) zich vestigen zullen. Dit is een geheel onwaar sprookje. Er is verder gezegd, dat ik op een vorstelijken voet zou gaan leven en bereids een prachtige équipage ten ge schenke gekregen of mij aangeschaft had. Het een en het ander is een verzinsel. Ik denk, en UEGestrenge zal daar niet over verwonderd zijn, voortaan even eenvoudig te leven, als ik tot nu toe geleefd heb". 30 april 1859 eindigde het huurcontract, dat majoor Schultze in 1854 met Avis had gesloten. Drie weken later vestigde mgr. Van Vree zich in het huis aan de Nieuwe Gracht. Alles had een rustig verloop en niemand verwonderde zich er over. Slechts één uitgezonderd nl. de Commissaris des Konings Roëll. In zijn verslagen over de toestand der provincie tussen de jaren 1860 en 1863 vinden we steeds weer gewezen op het feit, dat de bisschop van Haarlem in die gemeente en niet te Sassenheim verblijf houdt. Blijkbaar wilde de Regering hierop niet ingaan. Teleurgesteld wendde Roëll zich ten slotte tot de minister van Binnenlandse Zaken. „Het schijnt intusschen, dat de Regeering in mijn ziens wijze niet deelt. Wel is waar zijn de redenen mij niet ken baar gemaakt, waarom de Regeering meent in mijne beschouwingen niet te kunnen treden, maar uit de om standigheid, dat de bewuste aangelegenheid nog altijd in denzelfden staat zich bevindt en gelaten wordt, mag toch wel het vermoeden worden afgeleid, dat de Re geering er geen bezwaar in ziet, dat de Heer Wilmer te Haarlem verblijf houde. Ook ik heb daartegen op zich zelve beschouwd gene overwigtige bedenkingen. Alleen wenschte ik, dat deze zaak niet eigendunkelijk, maar langs den wettigen weg werd geregeld, op zoodanige

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1964 | | pagina 78