JONKHEER FREDERIK TEDING VAN BERKHOUT 15 augustus 1883 17 september 1965 De „jongens Berkhout" waren ouder dan wij, maar toch herinner ik me, dat we met hen speelden in de tuin van „Uyt den Bosch", waar hun grootmoeder, mevrouw Van Taack Trakranen woonde in een oud Heemsteeds buitenhuis, met klimop bedekt en half verscholen achter de bomen van de Spanjaardslaan. Dat moet tegen 1900 zijn geweest en ik ver moed, dat de vriendschap tussen hun mademoiselle Mélan en onze mademoiselle Coste niet vreemd was aan deze ont moetingen. Ik was toen ongeveer tien jaar en Freddy, de oudste van de drie sportieve broers, reeds zeventien en daar door ongetwijfeld aan het toezicht van een gouvernante onttrokken! Maar ik zou tekort doen aan de sfeer van die dagen, indien ik de getrouwe wachteressen over ons op groeiend geslacht niet noemde. In die sfeer past ook, dat Freddy (later Fred) en zijn broers, thans allen overleden, een grootvader Teding van Berkhout hadden gekend in het „Kopshuis", Nieuwe Gracht 74, met schilderingen van Jacob de Wit en een franse salon uit 1790, die in 1906 naar Den Haag en in 1946 naar het Rijksmuseum werd overgebracht. Ze waren volop haarlems. Hun ouderlijke woning zou echter noch het Kopshuis, noch Uit den Bosch zijn, maar een huis aan de Baan en later een aan de Dreef. Haarlems waren ze door een tweehonderdjarige familie traditie. Van oorsprong hoorns, later delfts patriciaat, trok het geslacht Teding van Berkhout, althans één of twee takken daarvan, in de laatste halve eeuw van de Republiek naar Haarlem, alwaar ze door huwelijken waren opgenomen in een kring, welks leden het vervullen van bestuursfuncties aanvankelijk nog als een recht, maar allengs als een voorrecht zouden beschouwen. Het waren deze mensen, die in 1752 de Hollandsche

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1965 | | pagina 31