61
ken, en die van Jan Evertsz, die het Vlaamse Blok genoemd
werd en zich een vermaanhuis in de Kruisstraat verwierf
(waar later het hotel Funkier stond). Deze laatste gemeente
van Jan Evertsz verkreeg wel het Weeshuis der gemeentes,
dat eveneens op het Klein Heiligland was gelegen en wel
naast het Blokshofje (nog heden ten dage staat op dit huis
vermeld „Weeshuis der Doopsgezinden"), zodat de gemeente
op het Klein Heiligland naar een ander huis voor haar wezen
moest omzien. Deze gemeente was de kleinste, want volgens
de uitspraak, welke Burgemeesteren van Haarlem op 14 mei
1685 dijden in zake de deling der goederen tussen de beide
Doopsgezinde gemeenten, moest 2/3 der goederen, enz.,
alsmede der schulden en lasten, komen aan de gemeente van
Jan Evertsz en 1/3 aan die van Thomas Snep. De gemeente
van Thomas Snep heeft toen eerst haar weeshuis ingericht in
een huis in de Ravelingsteeg en na 1704 in het „Huis ter
Kleef" in de Frankestraat10, dat haar bij de verdeling van
1685 ter waarde van ƒ4500,— was toegewezen. Tot de her
eniging der beide Doopsgezinde gemeenten in 1747 is het
„Huis ter Kleef" als weeshuis in gebruik geweest. Toen werd
weer het weeshuis op het Klein Heiligland voor de wezen
der Verenigde gemeente gebruikt.
Eigenaardig is het echter, dat, wanneer de erfgenamen van
Alida Coppen op 3 juni 1694 het kleine huis, ten noorden
van het „Huis ter Kleef" gelegen, overdragen aan Cornells
Storm11, als belending daarvan aan de zuidzijde wordt op
gegeven de Doopsgezinde gemeente van Jan Evertsz. Ins
gelijks wordt bij het volgend transport van dit kleine huis
van Cornelis Storm op David Bonte op 23 mei 1702 als
belending aan de zuidzijde genoemd de Doopsgezinde ge
meente van het Vlaamse Blok, „met welcke de kelder tegen-
woordigh gemeen is", terwijl de scheidsmuur m de kelder op
gemeenschappelijke kosten onderhouden wordt. Mogelijk
heeft men toen ter tijd de verhouding tussen de verschillende
Doopsgezinde gemeenten niet precies begrepen en gemeend,
dat het „Huis ter Kleef" nog altijd eigendom was van de