BRAND IN DE TOREN VAN DE GROTE KERK De laatste jaren heeft ieder Haarlemmer de toren van de Grote Kerk gemist. In plaats van een ranke sierlijke dakruiter stond op de viering van de kerk een lelijke massieve kolom. Toen tenslotte de kroon weer boven de ontmanteling dei- restauratie uit stak, was het een lust hem te zien. Wij zijn ge hecht aan deze toren en zijn plaats in het stadsbeeld. Zonder deze toren zou onze Grote Kerk niet zijn, wat hij m.i. nu is, de mooiste kerk van Nederland. Toch heeft het maar weinig gescheeld, of wij zouden het zonder onze toren hebben moeten stellen. Op de 22e mei 1801 is er namelijk brand in geweest. Men kan hierover gegevens vinden bij C. de Konmg, Tafereel der Stad Haarlem, deel III, 1808, in de notulen van de Municipaliteit van 23 Mei 1801 en in de Oprechte Haarlemse Dingsdagse Courant van 26 Mei 1801 No. 63 (Het 7e jaar van' de Bataafse vrijheid). Deze gegevens zijn eensluidend, maar het verhaal van De Koning is het meest pakkende: „In den avond van den 22 Mei dezes jaars, had men boven deze Stad een zwaar onweder; een bliksemstraal sloeg ten half tien uren in den Toren der Grote Kerk, veroorzaakte daar brand en dreigde dit trotse gevaarte, sints zo vele jaren het sieraad dezer Stad, als met éénen slag te zullen vermelen. In den aanvang zag men slechts een klein lichtje, naar dat eener kaars of lantaarn gelijkende; dan wel werd dit lichtje grooter, en de oorzaak daarvan kenbaar. Hoe akelig het, ge durende dien tijd in de gansche Stad, en vooral in de om de Kerk staande huizen gesteld was, wordt ligt begrepen door ieder, die de hoogte des Torens, de stand der huizen m den omtrek der Kerk gelegen, en de gevaren bij eenen te vrezenen val van den Toren, maar eenigzins in aanmerking neemt; hoe groot derhalve de ontsteltenis bij het besef dezer gevaren wezen moest, gevoelt elk zoo wel, dat wij deswegens geen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1965 | | pagina 79