119 van dat bericht, hun 70-jarige directeur Dr. Brongersma, die in die tijd, stoer als hij was, nog aan geen heengaan leek te denken, maakte het al niet beter. Maar dat alles behoort tot een nieuwe tijd die een chroniqueur verlangt met ervaring uit die periode. Dr. G. JVolst Trenité De wordingsgeschiedenis van een H.B.S.- leraar Voordat ik ertoe besloot in dit geschrift tot besluit nogmaals aandacht te vragen voor de leraar die, blijkens de ontvangen brieven, meer dan enig andere een blijvende herinnering en in druk heeft teweeg gebracht bij meerdere generaties van oud-leer lingen, t.w. de in meer dan een opzicht ietwat uitzonderlijke Dr. G. Nolst Trenité, heb ik, om zeker te zijn binnen het raam van de jaarboeken niet in herhaling te vervallen, de necrologie bij zijn verscheiden in 1946, in het jaarboekvan dat jaar nagesla gen. Uit dat stuk blijkt dat de auteur de literaire waarde van het werk van Charivarius hoger aanslaat dan deze dat zelf deed, hij beschouwde zichzelf alleen maar als een taalzuiveraar, beschei den werkend en met zin voor humor. In de levensbijzonderheden van Nolst Trenité heeft de ne crologie-schrijver zich niet verdiept, na een uiterst kort aan loopje, gaat hij over op wat hij op literair gebied boeiender vindt. Voor mij schept dat de gelegenheid een stuk leven weer te geven dat blijkbaar tot dusver overal ontbroken heeft, n.l. van de school die hij zelf als leerling heeft bezocht tot die waar hij zijn levenstaak begon. De gymnasiast G. Nolst Trenité werd na zijn eindexamen, in Utrecht in het jaar 1888 ingeschreven als student in de klas sieke talen. De toen achttienjarige had blijkbaar onder zijn medestudenten toen al de roep van een zeker dichterlijk talent. Wie het eerste deel opslaat van het Liederboek van Groot-Ne derland van F. R. Coers Frzn (1897) zal daarin de door hem op een blijkbaar bestaande melodie gemaakte tekst vinden van het Groenenlied 1888. De nog wat jeugdige rijmelaar beschikte toen nog niet over de talenten echt goede „ruizerijmen" te

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1966 | | pagina 121