128 -
Trompetgeschal
Op de bussen deden koetsiers en conducteurs dienst. Koet
siers waren o.a. Toornend, Wiebes en Stals, terwijl als „Ma
nusje van alles" Jantje Breek dienst deed, een klein mannetje
met een groot hoofd, die daarom de bijnaam „het Hoofd van
Bloemendaal" kreeg. Hij was zó klein dat hij onder het paard
door kon lopen om de riemen van het dier vast te maken. Allen
waren uitstekende koetsiers, hetgeen wel nodig was, omdat
Maas voor zijn omnibusbedrijf sterke, maar z.g. „kwade"
paarden kocht. De komst van de bus werd door trompetgeschal
aangekondigd. Toornend, oud-trompetter bij het leger, ge
noot in dit opzicht een zekere vermaardheid, want op een be
kend soldatensignaal blies hij op zijn trompet de route: „Bloe
mendaalOverveenGrote MarktHaarlem". Vaste stop
plaatsen waren er niet. Moest er gestopt worden voor het in-
of uitlaten van passagiers, dan trok de conducteur aan een
Foto 2. Hotel Kennemerland. Op de voorgrond zit de fam. Wafelbakker.
(cliché NZHVM).