137 Na aanbieding van den eerewijn en vele toespraken en wen- schen voor den bloei der onderneming, welke in drie maanden geheel tot stand is gekomen, werd de terugtocht naar Haarlem aanvaard, waar de stallen met 16 flinke paarden bezichtigd werden." De afrit van de tramomnibussen te Bloemendaal had dus in het begin plaats bij het logement van Johannes Schulpzand (beter bekend als hotel Vreeburg) tegenover de Hervormde kerk. Nadat de Maatschappij in October 1886 de omnibus- dienst van Van 't Riet Co. had overgenomen, geschiedde dit vanaf de stallen naast hotel Kennemerland. Maas kwam terug Alle gunstige verwachtingen ten spijt, gaf het bedrijf tijdens het beheer van de directeur Van West geen goede financiële uitkomsten te zien. Een der oorzaken was een te gering aantal passagiers en te lage tarieven in verhouding tot de exploitatie kosten. Een niet te voorziene tegenslag in de begintijd van de Maatschappij was de omstandigheid dat de vorige omnibus ondernemer Maas opnieuw over hetzelfde traject een busver binding ging exploiteren, hetgeen de Maatschappij veel zorg en schade berokkende. In de Oprechte Haarlemsche Courant van 24 mei 1888 maakte Maas namelijk per advertentie aan het publiek be kend, dat hij wederom een dienst per 1 juli a.s. zou aanvangen tegen 15 cent per rit. Hij had nieuwe voertuigen en paarden aangeschaft, welke hij onderbracht in koetshuis en stallen bij zijn woning aan de Zomerzorgerlaan. De afrit van zijn bussen geschiedde zowel bij de Hervormde kerk te Bloemendaal als bij hotel Kennemerland. De Maatschappij die een hoger ta rief hief, o.a. voor de rit Bloemendaal-Haarlem (Station) 25 cent, gaf echter geen kamp en verlaagde haar tarieven nog drastischer dan Maas. Dat de strijd tussen de beide onderne mingen menigmaal tot ongewenste toestanden leidde, laat zich denken; krantenberichten en politierapporten getuigen ervan. De „Oprechte Haarlemmer" o.a. schrijft op 22 oktober 1888: „Hedenavond, na aankomst van trein 9.16 uur, reden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1966 | | pagina 139