164
gens waren de moeilijkheden nog geenszins bezworen. De
„stroopers ontzagen zich niet om in de wintermaanden van
1822 de ringmuren om het magazijn aan de Kalfjeslaan te
sloopen. Klachten bij de Justitie bleven vruchteloos. De Pro
cureur-Generaal nam genoegen met de bewering van den
schout van Nieuwer Amstel, dat hij de daders onmogelijk had
kunnen pakken en de Minister van Justitie, de bekende Mr.
C. F. van Maanen wist niets beters te doen dan die teleurstel
lende tijding aan den Commissaris-Generaal van Oorlog door
te zenden.
Twee jaar later had men een plan in overweging om zoo'n
kruitmagazijn uit te rusten met ijzeren palissadepennen en met
scheurbroeken maar dit leidde niet tot uitvoering omdat de
begrooting al te hoog was. Dus kwam in beraad of het niet be
ter zou zijn „zoo veel mogelijk al het lood en de verdere steel-
bare voorwerpen van dat gebouwtje weg te nemen en hetzelve
dan alleen dak- en vensterdigt te onderhouden". Maar, wat
hiervan moge zijn, bij een inspectie van 1826 kon worden vast
gesteld, dat het magazijn te Spaarnwoude de twijfelachtige eer
genoot het éénige te zijn, waarop nog daklood voorkwam.
In het volgende jaar kwam bij het Amsterdamsche Eerst-
aanwezendschap een circulaire binnen van de Ie Directie van
Fortificatiën, die ingegeven was door het noodlottig springen
van het buskruit magazijn te Ostende11. Op uitnoodiging van
den Commissaris-Generaal van Oorlog had de Grootmeester
der Artillerie bevel gegeven om bepaalde voorzieningen te
treffen waardoor zulke onheilen in de toekomst voorkomen
zouden kunnen wordenalle barrières of poorten van buiten
afsluitingen of ringmuren der kruitmagazijnen dienden zóo te
worden ingericht, dat zij ook van binnen gesloten zouden kun
nen worden teneinde den toezichthoudende officier in het ge
bouw in staat te stellen dit afgesloten te houden en zoo te zor
gen controle te behouden op de uitgaande en binnenkomende
manschappen.
Blijkbaar was het gebouw te Spaarnwoude al langdurig bui
ten gebruik als gevolg van den vredestoestand in het Noorden.
Flet kon geen inkomsten opbrengen en vorderde elk jaar onder-