HAARLEMS MONUMENTENZORG IN 1966 In de negen jaarverslagen, die aan dit verslag zijn voorafge gaan, heb ik wel eens melding moeten maken van financiële zorgen. Deze zorgen waren hoe ernstig ook nimmer van zodanige aard, dat zij de vreugde over geredde en herstelde monumenten konden temperen, en dat hun vermelding in dit verslag méér dan een enigszins secundaire plaats moest krijgen. Deze situatie is thans grondig veranderd, en wel zodanig, dat ik niet meer aan de noodzaak ontkom, op deze plaats de aan dacht te vragen voor de ernstige, of liever zeer ernstige gevaren die Haarlem als internationaal beroemde kunststad thans be dreigen. Men kan een volstrekt positieve instelling bezitten tegenover de hedendaagse architectuur en toch tot de erkenning komen, dat het zeer eigen karakter van onze stad in de eerste plaats door de historische binnenstad wordt bepaald. Men kan een zeer zakelijke denkwijze huldigen en, wellicht juist daardoor, de enorme belangen onderkennen die met de instandhouding van die historische schoonheid zijn gemoeid. Men kan een open oog hebben voor de noodzaak, aan de stedeling ruimte te verschaffen voor recreatie in buitenlucht en in natuur, en tóch beseffen, hoe ook een behouden binnen stad een kostbaar recreatieterrein zou kunnen vormen. Men kan in hart en nieren kosmopoliet zijn en alle grote kunstcentra en beroemde oude steden kennen om tóch te er kennen, dat Haarlem voornamelijk door zijn oude binnenstad een waardige en belangrijke plaats inneemt in de reeks der Europese kunststeden. Wanneer derhalve Haarlems oude stad bedreigd wordt, mag met recht worden gesproken van dreigende schade aan een groot algemeen belang. De dreiging die ik bedoel, is met één woord te omschrijven: geldgebrek. In de eerste plaats geldt dit de Rijksoverheid. De Rijksbegroting vermeldt een bedrag voor subsidie aan de res-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1966 | | pagina 176