62 kenrijk, waarin de Franken, de andere Germanen en de dra gers van de oudere, Romeinse beschaving tot een geheel wor den. De weg tot dit doel is de verheffing door het onderwijs: het medium hiertoe is de lagere geestelijkheid. Zo beval dan de keizer aan de parochiegeestelijken in zijn rijk, bij hun kerk een school te openen; op zijn minst moesten ze jongelieden van goede aanleg in huis nemen om hen te onderwijzen. Karei zelf gaf het voorbeeld; hij stichtte scholen in zijn paltsen en bevor derde oprichting ervan in de kloosters7. Ziedaar het begin van het schoolonderwijs in onze westerse samenleving. In latere eeuwen was het regel, dat bij elke kerk een school aanwezig was8. Elke parochie had een school, wat nog niet wil zeggen dat elke parochie een school bezat. Want hoe kwamen de kerken, de parochies tot stand? Er waren er, gesticht door bisschoppen of door zelfstandige groepen gelovi gen, maar het was veeleer regel, dat het geschiedde door de grondheren. Wie grond bezat, en daarmee tevens bestuurs rechten ten opzichte van de bewoners ervan, kon een kerk stichten; de motieven daartoe konden uiteenlopen van geloofs ijver tot gemakzucht. Wie nu op zijn grond een kerk stichtte, was daarvan de eigenaar. Hij mocht weliswaar het gebouw niet onttrekken aan de bestemming die hij eraan gegeven had, maar verder was het zijn eigendom, onderdeel van zijn ver mogen en een potentiële bron van inkomsten9. De eigenaar van de kerk, of zoals men meestal zegt, de patronaatsheer, diende een pastoor aan te stellen of althans aan de bisschop ter benoeming voor te dragenhij moest in het levensonderhoud van de aangestelde voorzien, maar dat betekende nu weer niet, dat de inkomsten van de kerk rechtstreeks aan de dienstdoende geestelijke ten goede kwamen: deze inkomsten van de kerk waren één zaak, de uitgaven aan personeels- en onderhouds kosten een andere10. Waarop het hier aankomt, is het recht van eigendom van de parochiekerk en van de school die hiervan een onderdeel was. De gestelde situatie hield in, dat ook de school een stuk bezit vertegenwoordigde, eventueel afzonderlijk vervreemdbaar, een vermogensobject, een potentiële inkomstenbron. Dat

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1966 | | pagina 64