UIT HUPIE'S TIJD
De rechtvaardiging van de publicatie van het verhaal over
een „prachtschool" in het jaarboek 1964, lag grotendeels, naar
mijn bevinden en zoals ik ook ter plaatse heb opgemerkt, in het
feit dat het in hoofdzaak een beschrijving was van de leraren
van die school. Vrijwel allemaal buiten Haarlem geboren, heb
ben ze praktisch hun gehele leven aan de Haarlemse jeugd ge
wijd en verdienden aldus een soort literair gedenkteken. Ik heb
toen aan het slot nog vermeld dat er over die jeugd boekenvol
te schrijven zouden zijn, met name over de beroemdheden en
andere notabelen die zich daaruit later ontwikkeld hebben.
Maar Haarlemse geschiedenis zou dat niet meer zijn omdat de
overgrote meerderheid die ontwikkeling buiten onze stad heeft
doorgemaakt. Echter, en zulks in tegenstelling met hun lera
ren, hun jeugd was in het algemeen wel helemaal Haarlems en
als zodanig, hoewel zeker niet zozeer als roemrijk gedenkteken,
hier thuis behorend.
De prachtschool uit mijn verhaal had een voorportaal, zij
was als leerinstituut te gewichtig om zó maar op toegelaten te
worden. Een leerling kon de sprong natuurlijk wagen uit de
hoogste klasse van een gewone z.g. lagere school, maar beter
was voor dat doel het bezoeken van de voormiddelbare school
in de Wilhelminastraat, „opleidingsschool" geheten. „Voor
jongens" stond er achter, maar ik herinner me met stelligheid
dat er ook wel eens een enkel meisje daar in de banken heeft ge
zeten. Maar echte „gemengde scholen" waren toentertijd nog
niet in de mode, de meisjes hadden destijds hun opleidings
pendant in de school van de heer Brouwer in de Prins Hendrik
straat.
Onze opleidingsschool voor jongens heeft in die tijd jaren
lang onder leiding gestaan van het schoolhoofd H. M. Hubregt-
se die in deze gewichtige hoedanigheid in zijn uiterlijk meer
had van een middelbare leraar dan van een onderwijzer. Hij
was dan ook, meen ik, in belangrijke mate op een bepaald
deel van het onderwijsgebied de vertrouwde raadgever van