98
„comptoir en dat aan deselve tot belooning zal worden ge-
„geven 550 guldens, ingang nemende met de dag, op welke
„hij de voorn, collecte zal hebben aangevangen en van drie
„maanden tot drie maanden aan zich selfs te betalen als daar-
„toe geauthoriseert en gequalificeert wordende bij deze, mits
„de voorn, betalinge in uitgaaf bij zijn maandstaat en in 't
„einde van het jaar bij zijn rekening brengende.
„en dat tot assistent op 't voorsz. comptoir sal worden aan-
„gestelt Pieter Loeterbag op de belooning van F. 500 's jaars,
„zooals tevorens is toegelegt geworden."
In dezelfde resolutie werd de taak van Pieter van Weggels
met de impost op het bier uitgebreid. Op diens comptoir
werden ook de middelen van het brandhout en de grove waren
(bouwmaterialen) beheerd. Hij kreeg een beloning van
f. 1000 per jaar. Waarschijnlijk was zijn rang van hoofd-
gaarder hoger dan de rang van Opperdoes, die bijzonder
hoofdgaarder en collecteur werd; hetgeen ook in het salaris
tot uiting komt. Het komt mij voor, dat het assistentschap
van Opperdoes slaat op de periode van Nov. 1748 (aanstelling
door burgemeesteren) en 27 Juli 1750 (aanstelling door Ge
committeerde Raden). Ook toen stond Opperdoes blijkbaar
op een lagere sport dan Pieter van Weggels.
Op de heffing van de impost op de boter werd streng toe
gezien35. Boter mocht alleen maar met de gewone beurt
schippers aangevoerd worden. De schippers mochten de
boter op geen andere plaats lossen dan „op het Spaerne,
daar het schippershuis is geweest*, zijnde de legplaats".
Voordat er iets met de boter mocht worden gedaan, moest er
ten comptoire van de impostmeester aangifte zijn gedaan en
moest een behoorlijk biljet verkregen zijn. Dit biljet kon maar
niet iedereen krijgen, neen, het moest door de „gesworen
Slepers" van het comptoir worden afgehaald. Dan inoest het
bij het wegen vertoond worden en het gewicht er op aan
gegeven, aanstonds ten halve gescheurd en wederom op het
comptoir gebracht worden, „gelijk sulx in opzichte van de
Dit was bij de Gravestenebrug.