110
Ondanks de armoede was er veel dronkenschap, café's
waren er te over. Het drankgebruik betekende een extra
last op de grote gezinnen. Als er een baby moest komen en er
totaal niets aan kleertjes enz. was, bood in vele gevallen de St.
Elisabeth Vereniging hulp, ook met extra voedsel als eieren
en melk. Als de vrouw het betalen kon, bestelde ze een baker,
anders was er burenhulp aanwezig. De baby werd stijf inge
pakt, de molton of flanellen rompluier stevig vastgespeld van
onder de armpjes tot om de voetjes, ook kreeg het een hoofd-
luier om. De meeste baby's hadden een fopspeen, ook al wa
ren ze reeds wat groter, dan spelde men de speen met een
bandje op het schortje vast.
Schoolgaande kinderen, ook de jongens, droegen mouw-
schorten van een fijn bont streepje, het halsstuk bestikt met
wit oplegband, boezels en boezelaars werden ze genoemd. De
meisjes droegen een hoedje en de jongens een pet, ook bij warm
weer, in de winter een ijsmuts ook wel klut genoemd. Ieder
kind droeg zwarte gebreide kousen tot over de knie, vast
gehouden door elastieken kousenband met gesp. Bij het naar
bed gaan droegen de meisjes lange ponnen, de jongens
hansoppen en de moeders nachtjakken van wit keper of ka
toen. In de steegjes zaten bij mooi weer de vrouwen op straat
voor de deur te breien, het hele wel en wee van de buurt werd
besproken.
Was een buurtgenoot overleden en kwam de aanspreker
het rondzeggen, dan gingen de buren condoleren en de over
ledene bezien. Meestal lag deze thuis, maar was dat niet het
geval dan hield op de dag van het begraven de lijkwagen voor
de woning van de overledene even stil, behalve in de smalle
straatjes. De buren en verdere bewoners hadden dan de
lancaster rolgordijnen omlaag. De weduwe ging, als ze dat
kon bekostigen, iedere dag in het zwart gekleed, de arme
mensen droegen een zwarte band om de mouw van hun kleren.
De dameshoeden hadden dan een zwarte band of strik van
crêpe.
Zondags gingen wij naar De Hout, waar in de muziektent
concerten werden gegeven. Veel bekijks hadden de paarden-