114 op een vrije doorvaart te behouden. De stad stelde toen voor het Spaarne aan beide zijden te bedijken van Spaarndam af tot in Haarlem, en de schutsluis, vóórdien te Spaarndam, te verleggen binnen Haarlem. Rijnland bracht daartegen in, dat niet duidelijk gemaakt was op wiens kosten het leggen van dergelijke dijken zou moeten geschieden. En wat moest er gebeuren, als door storm deze dijken mét de sluis zouden worden vernietigd? Bij iedere hoge vloed er zou dan im mers verbinding met open buitenwater zijn zou het Spaarne nog sneller verzanden dan tot nog toe. Het voor naamste Rijnlandse bezwaar was echter, dat aan de Oost zijde het Spaarne grensde aan het Spierinckmeer, het Noor delijkste deel van het Haarlemmermeer, en dat daar, door het leggen van een dijk zonder achterland een zeer gevaar lijke toestand zou worden bestendigd. Rijnlands bestuurders noemden het gehele plan uit waterstaatkundig oogpunt ge zien, een „drome".2 Bovendien zou een zeer belangrijke waterlozing binnen de stedelijke jurisdictie van Haarlem vallen, zodat de stadsbestuurders naar goeddunken Rijnland konden dwingen tot het gedogen van maatregelen strijdig met de belangen van ingelanden van Rijnland. Hoe weinig Haarlem in het verleden rekening had gehouden met die belangen was reeds gebleken bij de overstroming van 1514. Haarlem had nl. tezamen met enige dorpen in Rijnland bij Spaarndam één der uitwateringssluizen in onderhoud en juist daar had de eerste inbraak plaats gehad „hoewel die van Haerlem tevoren tot diversche stonden van de cranckheyt des voirss. sluys bij den heemraiden voirss. geadverteert zijn geweest" 3. Een kwestie dus van verwaarlozing. Het Hof van Holland, in het geschil gemengd, besliste echter de 3e november 1514, dat de doorbraak terstond zou worden gedicht en dat bij het leggen der nieuwe sluizen met Haarlems belangen rekening moest worden gehouden.4 Hoogheemraden gingen er toe over „sluyzen tot anderen plaetse, bequaemer tot waterlosinge (te) doen leggen tot grote vorderinge van die van Rijnlant ende van Haerlem". Rijn land legde te „Den Hart" (Halfweg) een grote sluis en twee

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1967 | | pagina 116