47
de inhoud van de gildekas. De inkomsten van het gild be
stonden, behalve uit huuropbrengsten en renten, ook nog uit
de inleggelden van nieuwe leden en uit hetgeen de familie
van een overleden broeder, het gild „vereerde". Hierbij kwa
men nog boeten voor allerlei overtredingen, bijv. geheven
wanneer een broeder verzuimde achter de lijkstatie van een
medebroeder te gaan, ofwel wanneer hij zulks deed in een
„coleurde mantel."
In 1669 bedroegen de kosten van de maaltijd 3-3Alle
ingrediënten voor deze maaltijd, waaraan De Ruijter voor
de eerste maal aanzat, staan bij de uitgaven geboekt. Het was
een goed voorziene dis, rijk aan vis: caviaar, rivier- en zeevis,
zalm die speciaal uit Den Haag moest komen, maar ook de
eenvoudige bokking en de haring werden niet versmaad.
Het hoogste bedrag, 29 gulden, werd bij den „hoender-
coper" besteed, dan volgde 22-14 bij den „pasteybacker".
Als vleesgerechten worden genoemd „twee hartsen" (gebra
den lendestukken), Westfaalse ham met kastanjes, tongen
„tot Olipodigro" (Spaanse hutspot).
Als bij-ingrediënten staan vermeld: lamoenen, sla, peter
selie, brood, boter en kaas, verder specerijen. Als drank werd
bij deze maaltijd, volgens de rekening, slechts bier gedronken.
Er werd „toeback" gerookt. Tot verlichting dienden vanzelf
sprekend kaarsen; de verwarming bestond uit hout- en turf
vuren. Verder werd nog 2-8 uitgegeven aan huur van
messen (vorken gebruikte men toen nog niet)voor „huer en
breecken van glasen 6-10".
In 1670 liet de kas van het gild een gratis feestmaal toe.
De maaltijd was niet minder voortreffelijk; het bier was geen
hoofddrank meer, maar de wijn. „De Ferines toback" kostte
7.per pond en er werd nog een aparte post van 25-16
uitgetrokken voor „Extra int schaffen".
De gildemaaltijden hadden in 1670 niet plaats in de Doe
len, maar in het logement „de Bastertpijp". Misschien vonden
onze broeders, gewend als zij waren aan de kleurrijke schut
tersstukken die de wanden van de Doelen sierden, de zaal van
de Bastertpijp wat kaal, althans werd „palm" gekocht om