50
Zee ten dienste dese landen". Het ging „omme voldoeninge
van de somme van ses gl. over sijn gedaagdens portie in twee
jaren halve verteeringe bijde voorz. Heeren gildebroeders
gedaen, mette costen." Op gelijke wijze werd een zaak tegen
Matheus Stilte, wonende op de Bakernessergraft, aanhangig
gemaakt, evenals tegen Sr. Pr. de Vos in de Wingerstraet.
Aangezien de gedaagden niet verschenen waren, kwamen de
zaken de 2 volgende dagen weer op de rol. De derde dag
werden de eisers „geordonneerd haar geeischte nader te
bewijse". Nadat zij zulks hadden gedaan, kregen zij hun
eis toegewezen.
Op 18 November blijken de in rechten aangesprokenen
hun verplichtingen te hebben voldaan; zo ook buiten rechten
de Heer Johan Marcelis zijn achterstand van 7 jaar. Alle drie
treden uit het gild; de eerste twee betalen 12en Marcelis
„in gereduceerde schellings" f. 11
In 1695 blijken ook de Amsterdamse broeders niet erg vlot
van betalen. Er zijn 2 reizen naar Amsterdam nodig om daar
30 te innen van 3 leden, Frans van Marcelis, Heer van Cal-
lenburgh, Arent van Deurs en Theodorus van Eeckhout. De
eerstgenoemde trad tevens uit het gild. Hiertegenover staat
het enthousiasme van het nieuw-toegetreden lid Jacob Hooft
tot Westzaenen, die het gild voor de maaltijd „een soode
visch" toezendt, waarvoor zijn knecht een fooi van 1-8 int.
Hooft behoeft, als dank voor deze geste, wanneer hij het jaar
daarop geen deel neemt aan de maaltijd, zijn „halve naelagh"
niet te betalen, „omdat (hij) de visch vereert heeft".
De registratie van handelsovereenkomsten
Uit het Statuut van 1416 bleek dat men de mogelijkheid
schiep om handelsovereenkomsten te laten registreren door
het bestuur van het gilde.
Van deze registratie is tot het eind van de 16e eeuw ge
bruik gemaakt. Daarna zal deze functie overgenomen zijn
door andere functionarissen in de stad.
Zo'n overeenkomst luidt bijvoorbeeld als volgt: