Mol van Otterloo zeven kinderen, drie jongens van 14, 10, 7 en 6 jaar en twee meisjes van 11 en 4 jaar. Zijn ouders had den vroeger drie kinderen op zeer jeugdige leeftijd verloren. In 1869 kwam nog een dochter ter wereld. De op een na oud ste zoon overleed in 1871 op 14 jarige leeftijd. Mijn vader heeft zijn familie dus het grootste gedeelte van zijn jeugd gekend als een familie van zeven kinderen. „Wanneer ik aanneem" zo schrijft hij, „dat mijn geboorte huis met mijn huwelijk in 1897 (met Hilda Gerarda Boisse- vain, dochter van Charles Boissevain, hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad) ophield het huis te zijn waarheen men, van zelf sprekend, na lange reizen terugkeert, dan heb ik het als zodanig dertig jaren gekend. Het is dus niet ver wonderlijk dat, er aan denkende, elk hoekje en gaatje ervan mij helder voor de geest komt. Van allen, die het bewoonden, ben ik de enige, die nog in leven is, en er van kan vertellen." Wanneer men, door een zware trekbel te doen luiden of met behulp van een ijzeren sleutel van groot gewicht en bijna 2 decimeter lengte, de deur geopend had, leidde een marmeren gang van 24 meter lengte naar de achterkamer, die uitzag op de tuin. In die ruime kamer van 8.5 bij 6 meter speelde zich het huiselijk leven in hoofdzaak af. Maar voor men de achter kamer had bereikt, had men misschien al iemand gezien, beladen met papieren, komende uit een vertrek bij de voor deur, een van de zes of acht klerken van het benedenkantoor, die de trap zou opstijgen naar boven, waar mijn Vader, de notaris, zetelde. Die brede trap met een sierlijke zwaai van dertig schoon- geschuurde eiken treden omhooggaande, was een prachtstuk van bouw. Een fijn bewerkte, uit eikenhout gesneden leuning begrensde haar aan de gangzijde en boven, aan het trapgat, keken beelden van de griekse godenwereld uit nissen op je neer. Door de benedengang op weg naar de achterkamer was men voorbij de suite gekomen. In de grootste van die twee nogal duistere kamers stonden twee vleugelpiano's. Maar de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1967 | | pagina 61