79
Nu mijn vader het ouderlijk huis had verlaten kwam hij
slechts zelden in Haarlem. Slechts enkele herinneringen aan
zijn geboortestad dienen nog te worden vermeld:
In het jaar 1890, toen hij diende aan boord van de te Helle-
voetsluis gestationneerde rammonitor Matador heeft hij met
zijn oudere collega D. A. Mensert, die dikwijls paard reed,
een bezoek aan Haarlem gebracht.
,,Te Haarlem waren huzaren in garnizoen en ik had daar
vaak gezien, dat twee officieren van de huzaren in burger
door de Grote Houtstraat reden, gevolgd door een oppasser
een huzaar in uniform. Ik stelde Mensert voor, dat wij
met Lak, een matroos le klasse van krachtige lichaamsbouw,
naar Haarlem zouden gaan, daar paarden zouden huren en
een tochtje maken door de Hout en ook door de Grote Hout
straat en dan op de te Haarlem bij de huzaren gebruikelijke
wijze. Het was mijn bedoeling langs het ouderlijk huis te
komen. Mensert vond het dadelijk een aardig plan. Ook Lak
stemde toe en op mijn vraag of hij kon paardrijden antwoord
de hij, dat hij dit op Berbice 1 had geleerd. Wij gingen dus
de volgende dag per trein naar Haarlem. Mensert en ik in
burgerkleding en Lak in een keurig uniform met de me
dailles waarop hij recht had. In de manege verschafte de
directeur ons drie paarden. ,,Dit paard" zei hij, ,,kan ik U
niet geven, daar heeft gisteren een officier van de infanterie
op gereden en nu is het kreupel". Lak kon daarop niet na
laten te zeggen: „dat komt ervan." Wij trokken eerst door de
Grote Houtstraat voorbij mijn ouderlijk huis waar de gor
dijnen alle gesloten waren en daarna naar de Hout, waar
ik voorstelde in de Spanjaardslaan om het hardst te rijden.
Deze wedstrijd werd gewonnen door Lak, die ruim de eerste
het huis met de Sphinxen bereikte. Daarop weder naar de
manege en naar het station. Lak zei dat hij zelden zo had ge
noten en „zonder een droppel jenever" voegde hij er aan toe.
Na een Indische torn van ruim driejaar kwam mijn vader
in juni 1896 weer in het vaderland terug. Zijn eerste bezoek
gold natuurlijk het ouderlijk huis.