89
nog een weinig pensioen te vorderen. Geldswaardige papieren
waren er in het geheel niet. Opperdoes had alles, wat hij be
zat, in zijn twee huizen en in zijn huisraad belegd.
In zijn boedel treffen wij natuurlijk zijn portret aan. De
linnen- en de kleerkast waren goed gevuld: 36 bedlakens, 18
kussenslopen en 75 manshemden. Als curiosum vermeld ik
een honderdtal zilveren knopen, waarvan een deel nog aan
de kleren zat. Voorts 31 boeken, een respectabel aantal in die
tijd. Tenslotte elf schilderijen en prentjes, waarvan drie
achter glas. Wij zouden deze gaarne gezien hebben. Samen
met zijn boeken zouden zij ons een inzicht in Opperdoes'
smaak en ontwikkeling hebben gegeven.
De begrafeniskosten ad ruim 211 gulden geven er een beeld
van, hoeveel in die dagen aan een begrafenis ten koste werd
gelegd en hoevelen aan een begrafenis wat verdienden. Hier
gold zeker het gezegde: De ene zijn dood is een ander zijn
brood. Daarnaast is menig glaasje wijn bij het heengaan van
Willem Opperdoes voor vrienden en bekenden een kleine
hartversterking geweest. Het waren er zoveel, dat een extra
schenker nodig was en dat er glazen (roemers) gehuurd
moesten worden. Er was dan ook voor bijna F. 58,wijn
voor deze gelegenheid ingeslagen. Voor wie behoefte had
aan sterker medicijn, was er genever en brandewijn.
De eindafrekening van baten en schulden leverde een actief
op van 1004 guldens, 3 stuivers en 4 penningen. Het echtpaar
Weeke-Opperdoes, dat het huis in de Agterstraat uit de boedel
kocht, erfde hiervan de helft; de twee kleindochters, Geer-
truida en Rensje de Koning, dochters van de overleden Ca-
tharina, ieder een kwart.
Willem Opperdoes werd op 24 October 1775, overeen
komstig zijn wens, in het door hem gekochte graf in de Grote
kerk begraven11.
II. De waag en de belastingen
In het onderschrift van zijn portret vermeldt Opperdoes,
dat hij van 1724 tot 1768 waagmeester is geweest en collecteur