107 een vroeg, waarschijnlijk 13e eeuws, koor. De overlevering van een bestaand hebbende Brederode-kapel was geheel ver dwenen. Zij werd weer tot leven gewekt door het in de aan vang genoemd teruggevonden bestek uit 1596. Hierin bevon den zich aanwijzingen voor de gedeeltelijke herbouw van de kerk die er op wezen dat deze kapel zich aan de noordzijde moet hebben bevonden. Aan de hand van de dichtgemetselde spitsboogtoegang van de kapel naar de kerk, thans goed zicht baar aan de buiten-noordwand, was de waarschijnlijke ligging gemakkelijk te traceren. De puinsleuf van de oostelijke muur van deze vroegere kapel werd inderdaad aldaar aangetroffen. In het binnenste van de kapel, beneden het oude vloerniveau, werd een aantal uit baksteen gemetselde graven aangetroffen. In het hart van de kapel stootte onze groep op een zerk van zeer grote afmetingen (ca. 2.00 X 2.40 cm) met de voor stelling van een geharnaste ridder en zijn vrouw. Op deze in drie stukken gebroken steen staan levensgroot afgebeeld: links een ridder in volle wapenrusting met een groot wapen schild, en rechts: zijn vrouw met op schouderhoogte een klein wapenschild. Beiden staan in een Gothische nis. Onder de gespoorde voeten van de ridder ligt een hondje, op het hoofd heeft hij een maliehelm, terwijl ook de wapenrok geheel uit fijne maliën vervaardigd schijnt te zijn. De vrouw heeft een tot op de grond reikend geplooid kleed en zij draagt op het hoofd een geplooide doek of kapje, waarop een kroontje. Boven haar hoofd steekt de hand Gods uit een wolk. Beide figuren heffen de samengevouwen handen biddend omhoog. Het ornament vertoont geen eigenlijk relief, maar tussen smalle banden zijn vakken uitgediept; een overgang van de ge kraste naar de gebeeldhouwde ornamentatie. Waarschijnlijk heeft de verdiepte rand rondom een inleg van koper gehad, met een nu ontbrekende inscriptie, terwijl ook mogelijk het wapenschild een koperen inleg heeft gehad met daarop het wapen van de Brederodes. Deskundigen als dr. mr. J. Belonje en prof. dr. F. W. S. van Thienen dateren deze grafsteen in de eerste helft van de 14e eeuw. Volgens eerstgenoemde zijn deze stenen in het noorden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1968 | | pagina 111