21 -
Amsterdam tot lector benoemd werd. Behalve echter als
wetenschapsman, arts en beroepsgenoot was hij ook als mede
mens en vriend een persoonlijkheid die aan de hoogste eisen
voldeed. Met hart en ziel was hij Rotarian en zijn voorzitters
jaar en vooral zijn tweede levensbericht zijn voor velen onver
getelijk. Ook degene die hem slechts vluchtig ontmoette
kwam onmiddellijk onder de indruk van zijn scherpzinnig
heid, critisch oordeel en heldere wijze van formuleren. Voor
hen die in nauwer verband met hem mochten samenwerken
bleken toewijding, plichtsbetrachting, ijver en trouw, voor
hem zeer kenmerkende eigenschappen te zijn, die echter door
zijn innerlijke beschaving en bescheidenheid en niet te ver
geten zeer groot gevoel voor humor, nooit hinderlijk werden
of tot pedanterie voerden. Zijn terechte en vaak niet malse
kritiek bracht hij meestal met een zo lichte toets dat het voor
de betrokkene nooit direct pijnlij k was, hoogstens wat later als hij
Henri's opmerking nog eens opnieuw tot zich liet doordringen
en dan tot de ontdekking kwam hoe wezenlijk en terecht die
critiek was geweest.
Op een vrijwel onnavolgbare wijze heeft hij zich met zijn
lot verzoend. Zeker twee jaar voor zijn dood wist hij dat hij
lijdende was aan een ziekte waarvan geen genezing mogelijk
was. Er wordt wel gezegd dat artsen de moeilijkst te behande
len patiënten zijn. Dit gold zeker niet voor Henri. Ondanks
vaak hevige pijnen en een steeds achteruitgaande lichame
lijke conditie bleef hij dezelfde die hij altijd was geweest. Men
kreeg zelfs de indruk dat hij milder en wijzer in zijn oordeel
werd en dat zijn interesse in de gebeurtenissen en personen
om hem heen nog toenamen. Het moge zijn lieve vrouw,
voor wie de onafwendbaarheid van dit lijden vrijwel on
dragelijk moet zijn geweest maar die hem even moedig als
hij zelf was ter zijde heeft gestaan, en zijn nog jonge zoon
een troost zijn te weten dat hij bij allen die met hem te maken
hadden, om zijn vele en hoge kwaliteiten als een lichtend
voorbeeld in hun herinnering zal blijven voortleven.
Dr. J. van Mansvelt