24
trekkelijk, en het subsidie van de gemeente droeg ertoe bij,
dat er een mes gekocht kon worden om die boterham te snij
den.
Van Gink werd organisator met behulp van vele comi-
té's, waarin mensen met klinkende namen de belangrijkheid
onderstreepten en zwoegende Jansens het werk deden van
Flora Haarlem Lichtstad, van de feesten rondom „Zeven
Eeuwen Haarlem", van corso's in de zomer, bloemenkoning-
innen en feeën. Het was een heerlijke tijd waarin hij toen
leefde.
De liefhebberij om samen wat tot stand te brengen zonder
status of overheidsgeld weelde tierig. Men wilde wat voor de
stad doen, voor de mensen die eerst een langdurige crisis en
later een oorlog meemaakten.
Van Gink was een zakenman, die door zakenlieden zelden
begrepen of erkend werd. Zijn bonhommie straalde van zijn
gezicht en midden onder een ernstig gesprek kon hij ineens de
laatste mop vertellen, die dan spoedig gevolgd werd door
een reeks van eerdere datum. Als het prachtig zomerweer was
kon hij spottend tegen zijn vrouwelijk personeel zeggen:
kinders, vandaag is het geen dag om te werken, iedereen
moest eigenlijk vrij krijgen. Begrijpende dat zijn visie niet
gewaardeerd kon worden door het bestuur liet hij dan als
tegemoetkoming een grote doos gebak aanrukken. Diezelfde
bonhommie en opmerkelijke levensblijheid kwam hem zeer
te pas bij het werven van donateurs en het verkrijgen van
pro deohulp. De overheid liet de Stichting en haar directeur
oorspronkelijk maar zo'n beetje modderen en het heeft hem
later dan ook verdroten, dat zijn opvolger het werk op een
degelijke financiële basis kon overnemen. De stormachtige
ontwikkeling van het vreemdelingenverkeer of toerisme heeft
hij als directeur nauwelijks meegemaakt. Toen wij hem in de
aloude Waag voor het laatst zagen op 17 oktober 1966, bij
het afscheid van wethouder D. Geluk als voorzitter van de
Stichting Haarlems Bloei, werden cijfers genoemd. In 1937
was het budget 7.000,—, in 1967 niet minder dan ƒ320.000,—,
met een omzet van een en een kwart miljoen.