69
zijn observatiepunt zal de toren van de parochiekerk zijn ge
weest en het gebouw waarop hij neerkeek aan de overkant
van het Sant was het gravenhuis, (afb. 6)
Eén vraag moet thans nog onder het oog worden gezien:
Is het psychologisch gezien aannemelijk, dat een jonge
zelfbewuste stad in haar zegel in plaats van, althans naast de
symbolen van haar stad-zijn het kenmerk van haar tegenpool,
de grafelijkheid, zou hebben opgenomen? Ik meen dat deze
vraag ten aanzien van Haarlem bevestigend mag worden be
antwoord. De stad toch had haar opkomst niet alleen te dan
ken aan haar economisch gunstige ligging, maar ook wel
degelijk aan het feit dat de graven van Holland haar onder
meer tot een militair bolwerk hadden bestemd. De Haarlem
mers zullen dan ook met lede ogen hebben gezien dat die gra
ven meer en meer een voorkeur voor Den Haag gingen tonen.
Zou het derhalve juist daarom niet logisch zijn dat zij op
een tijdstip dat de vorstelijke gunst hun begon te ontglippen
het nog niet zo lang geleden tot paleis geworden gravenhuis
nadrukkelijk als een kenmerk van hun stad hebben willen
etaleren?
Robert
(1) Prof. Dr. H. Planitz, Die deutsche Stadt im Mittelalter, von der Römer-
zeit bis zu den Zunftkampfen.
(2) Prof. Dr. F. Philippi, Das alteste Groninger Stadtsiegel.
(3) Gust. A. Seiler, Geschichte der Siegel.
(4) Corneille F. Janssen, De bouwgeschiedenis van de Grote Kerk, in:
Haarlemse Orgel maand 1968.
(5) Mr. A. J. Enschedé, Inventaris van het archief der stad Haarlem; mr.
A. S. Miedema, Over het wapen van Haarlem, in: Gedenkschrift 25-jarig be
staan Ver. Haerlem.
(6) C. W. Royaards, P. Jongens en mr. H. E. Phaff, Het stadhuis van Haar
lem.
(7) Bij een westbouw staan de flanktorens anders dan op het zegel
principieel op de westelijke hoeken. (Zie: A. Fuchs, Die Karolingischen West-
werke, Paderborn 1929).