JACOBSTRAAT, SINT JACOBSGODSHUIS EN SINT JACOBSGILDE In het jaar 42 werd op bevel van koning Herodes de apostel Jacobus de Meerdere of de Oudere1 beide namen zijn een vertaling van het latijnse „maior" te Jerusalem met het zwaard gedood. Zijn stoffelijk overschot ligt, volgens kerke lijke traditie, begraven in het Noordspaanse stadje Santiago de Compostella, waarheen eeuwenlang talloze pelgrims uit alle streken van Europa ter bedevaart getogen zijn. Eenmaal weer thuis, sloten deze bedevaartgangers zich aan bij het Sint Jacobsgilde in hun stad of streek, een godsdienstige vereniging, waarvan de leden op 25 juli het hoge feest van hun patroonheilige, gezamenlijk ter kerke gingen, om daarna in gezellig samenzijn herinneringen aan hun verre reis op te halen. Bovendien stelde zo'n gilde zich ten doel, aan anderen de tocht naar het graf van Sint Jacob mogelijk te maken door pelgrims op doorreis onderdak te verschaffen. Ook in Haar lem bestond er rond 1400 al zo'n gilde, dat zijn gildekamer vermoedelijk heeft gehad in de Jacobstraat bij de Raaks.2 De bestuurders van dit gilde waren tevens de beheerders van een aan Sint Jacob gewijde kapel in de Dijkstraat, de tegenwoor dige Anthoniestraat,2 over het Spaarne. Aan deze kapel ver maakte in 1436 een vrome weduwe haar huis en erf in de Hagestraat als verblijf voor armen en pelgrims, en zij bepaal de daarbij ook, dat deze instelling ten eeuwigen dage Sint Jacobsgasthuis zou moeten heten.3 In 1514 stonden de gildemeesters de Sint Jacobskapel en haar toebehoren af aan de paters Augustijnen, die zich kort tevoren in deze buurt gevestigd hadden. Wel behield het Gilde het beheer van het Gasthuis, en dit bleef zo, tot de ste delijke overheid in 1581 deze geestelijke stichting overnam: een van de gevolgen der inmiddels grondig gewijzigde om standigheden op godsdienstig en politiek gebied.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1968 | | pagina 74