-72
de weeskinderen uit het Godshuis, die nog tot 1926 aan hun
uniform kenbaar waren.)
Ondanks deze verwikkelingen kon het bestuur toch nog
de energie opbrengen om in 1860 „tot ondersteuning van
weezen en armen in dit gesticht verpleegd" de exploitatie
van de „Drukkerij Sint Jacobsgodshuis" ter hand te nemen,
die haar honderdjarig bestaan herdacht heeft in I960.6 Toen
waren de plannen om het Sint Jacobsgodshuis over te brengen
naar het nieuw te bouwen „Sint Jacob in den Hout" aan de
Zuiderhoutlaan al praktisch gereed, en in 1967 is dan ook
deze instelling, die daar meer dan 5 eeuwen een rol van be
tekenis heeft vervuld, verdwenen uit de haarlemse binnen
stad. Hopenlijk een even zegenrijke toekomst tegemoet.
De lotgevallen van het Sint Jacobsgilde zelf zijn na 1581
heel wat minder bewogen verlopen dan die van zijn Gods
huis, zoals de archieven ervan leren, die tot 1588 terug
gaan.
Aanvankelijk schijnt bij de leden ervan, waarvan de ene
helft de pauselijke en de andere de gereformeerde religie toe
gedaan was, de herinnering aan de persoonlijk volbrachte
bedevaart naar Sint Jacob's graf nog vrij sterk te hebben ge
leefd. Zo werd bv. in 1612 nog aan Maarten Soutman een
plaats als lid ingeruimd, al was het statutaire ledental eigen
lijk voltallig, toen deze van zijn tocht naar Santiago veilig
was teruggekeerd.7
Allengs echter komt bij de broeders de gedachte aan de
tocht door het aardse bestaan naar de vrede in God meer op
de voorgrond te staan dan de pelgrimage naar het Spaanse
heiligdom.
Deze anders genuanceerde instelling blijkt duidelijk uit het
vers onder de prent van Sint Jacob, die Jacob Matham in
1624 voor het gilde heeft vervaardigd.8 In fraai humanisten
latijn staat daar te lezen:
Cum Sancti depicta vides sic ora Iacobi
qui Compostellae moenia clara facit,
quisquis es, haec animo tecum perpende, viator,
ut simul ad summi regna Tonantis eas,