73 -
hetgeen de gildebroeder S. van Tetterode aldus in het Neder
lands weergaf:
Als ghy St. Jacob siet, seer constigh, als naert' leven
geschildert of gesneenwilt U ten Reys niet geeven,
o Pelgrom, wie ghy syt, alleen tot synder eer,
Maer dat ghy moogt in rust coomen by Godt den Heer.
In 1643, bijna 20 jaar later, besluit de secretaris van het
Gilde de lijst der leden met woorden van dezelfde strekking:
Niemand die hier vercooren is
gaat eer syn tyd geboren is.
Maar die gecoomen suuverlyck aan
wensch ik, dat mach in Vrede gaen,
en Vrede segh ick noch eens weer
in Pelgrimage tot Godt den Heer.
In de tweede helft van de 17de eeuw evolueert het Gilde
steeds meer tot een exclusieve kring van notabele haarlem
mers van katholieken en reformatorischen huize, en valt
de nadruk steeds meer op het onderhouden van vriendschaps
banden bij een goed maal. Duidelijk blijkt dit uit de wapens
op de grote, verguld-zilveren „hensbeecker", welke de leden
in 1698 aan het Gilde ten geschenke aanboden, en die tegen
woordig in het Frans Halsmuseum te pronk staat, en uit
de inscriptie daarop.
Deze bokaal is het werk van de haarlemse goud- en zilver
smid Willem Snijder (16641705),9 die daarin ook het in
schrift graveerde:
Nos quorum arma scyphus fert hic caelata Iacobi
Fraterno fratres illum libamus Amori.10
d.w.z.
Wij broeders, wier wapens deze Jacobsbeker geciseleerd
(gedreven) draagt, plengen hem voor (ter ere van) de broe
derliefde.
De drie stadia der ontwikkeling van laat-middeleeuwse
broederschap tot vriendenkring zijn hiermee wel getekend.
Niettemin zou een onderzoek naar de invloed van het Gilde