76
westerstorm beukt tegen de duinen en dijken van Holland en
doet sommige van deze bezwijken, hoewel men, zoals Gab-
bema3 stelt, de storm (mogelijk samenvallend met een spring
vloed) wel terdege had voorzien en men zelfs voorzorgs
maatregelen had getroffen door de dijken, voor zover dat
mogelijk was en noodzakelijk bleek, te verstevigen. Ook de
Spaarndammerdijk welke sinds de overname door Rijnland4
geen doorbraken meer had gekend, brak door. De Slaperdijk5
werd door het water overspoeld, raakte ondermijnd en brak
toen ook op verscheidene plaatsen door met het gevolg dat
een enorme oppervlakte geheel onder water kwam te staan.
Gabbema verhaalt: „De Noortweste winden, die omtrent
dees tijdt van het iaer gemeenlijk haer meeste kracht toonen,
bliesen tusschen den 4. en 5. deser maent zoo hevig in Hollant,
dat Zee-wateren, toen aen 't oploopen sijnde, door haer innigh
gewelt aengeperst, tegens de dijken, welcke haer in hun palen
beslooten houden, met zoodanigen indruck quamen aen-
bruyssen, dat de zelve, schoon men die wel voorsien had, niet
machtig waren om dese aenperssing te wederstaen, en dies-
halven wierden veele landen door deze wateren overstroomd."
Gabbema verhaalt ook hoe de Y-dijk tussen Haarlem en
Amsterdam bij Halfweg, ter hoogte van paal 186, doorbrak
en dat er een gat van tussen de 30 en 40 roeden (vermoedelijk
37 roeden) lengte en van gemiddeld 32 voeten diep ontstond7.
Het kwaad was geschied. Volgens Van Dam8 brak de Slaper
dijk zelfs op meerdere plaatsen door en stond het land tot de
duinen en tot Naarden toe onder water. Outhof9 beweert
zelfs dat het water nog hoger stond dan in 1570 het geval was
geweest bij de Allerheiligenvloed. In Amsterdam raakten de
kelders en pakhuizen onder water en het water moet zelfs
over de Dam en de Nieuwendijk gelopen zijn. Er was werke
lijk een catastrofe van grote omvang over Holland gekomen.
Op 12 november 1675 kwamen Dijkgraaf en Hoogheem
raden van Rijnland met de hoofdingelanden bijeen op het
raadhuis van Leiden11, bij welke gelegenheid Dijkgraaf en
Hoogheemraden aan Hoofdingelanden bekend maakten
het droevigh ongeluck van 't doorbreecken van den