114
plaatsvond, heeft zich op sommige plaatsen tot in historische
tijd kunnen voortzetten. In de Haarlemmermeerpolder werd
het gevormde veen later weer voor een groot deel opgeruimd.
In het gebied direct ten oosten van Haarlem komt op vele
plaatsen nog veen aan het oppervlak voor.
De invloed van de zee was hiermede echter niet uit de om
geving verdwenen. Nog steeds waren het de riviermonden,
waardoor de zee periodiek zijn invloed meer landinwaarts
kon doen gelden. Plaatselijk werd de veenvorming hierdoor
onderbroken, gevormd veen geheel of gedeeltelijk verwijderd
of met jongere sedimenten bedekt. Deze afzettingen die vanaf
ca 1500 jr. v. Chr. optreden, maar vooral een aantal eeuwen
voor en na het begin van onze jaartelling van belang zijn,
worden aangeduid als Duinkerke Afzettingen (vroeger Jonge
Zeeklei). Ze kunnen in een aantal fasen worden verdeeld.
Ook de afzettingen van de nog uit historische tijd bekende
overstromingen behoren hiertoe.
Nog niet genoemd werd o.a. het ontstaan van de Jonge
Duinen. Deze worden evenals een aantal andere voor de om
geving van Haarlem belangrijke geologische vormingen, hier
na behandeld.
1De strandwal en het Oude Duinlandschap
Hierop is een groot deel van de stad gelegen. De bovenkant
van de door de zee aangevoerde (mariene) afzettingen be
staande uit schelphoudende zanden, komt in Haarlem op een
diepte van 2 a 3 m-N.A.P. voor. Zoals reeds besproken vond
hierop duinvorming plaats. Nieuwe aanvoer van duinzand
zal echter na de eerste vorming van klei en vooral veen in
de strandvlakte ten westen van Haarlem niet meer mogelijk
zijn geweest. Wel hebben later lokale verstuivingen van het
reeds aanwezige duinzand plaatsgevonden. Gebleken is, dat
waarschijnlijk tengevolge van klimatologische veranderingen
tijdens de vorming van de Oude Duinen wisselingen in de
DE GEOLOGISCHE GESTELDHEID VAN HAARLEM EN DIRECTE
OMGEVING (Fig. 2)