152
haar eerste 7 als in haar Zondagsblad 7 verslagen van de
bloemenmarkt, waaruit blijkt, dat de verkoop de hele nacht
doorging, en dat de handel er zouden ditmaal 43.300 pot
ten bloemen zijn aangebracht overwegend een Aalsmeerse
aangelegenheid was.
Ook in 1906, dus ook nog voor de officieele bemoeiing van
gemeentewege, beschrijft in „Eigen Haard" een zekere G.d.V.
de folklore rond de Luilak, en schenkt daarbij ook aandacht
aan de Haarlemse variant van dit feest. De bizonderheden,
die hij daarbij vermeldt, heeft hij echter grotendeels ontleend
aan de publicatie in de „Echo" van 1899.
Deze krantenverslagen maken wel duidelijk, dat in de
negentiger jaren van de vorige eeuw de Luilakmarkt hier al
op dezelfde wijze werd gehouden als nu en dat de Aalsmeerse
tuiniers er de boventoon voerden, terwijl hun mededelingen
over de plaats van de markt Singels of Vesten uiteen
lopend zijn.
Ook wat de aanleiding is geweest om over te gaan op deze
wijze van Luilakviering, en in hoeverre de overheid officieus
daarop toch invloed heeft uitgeoefend, blijft voorlopig nog?
onopgehelderd, voornamelijk omdat de archieven van de
Dienst voor Haven- en Marktwezen daarover geen uitsluitsel
meer kunnen geven.
Haarlem. Mr. J. W. F. X. de Rijk
(1) Zie voor de litteratuur G. Ratelband's Bibliografie van Haarlem.
(2) Na de oorlog heeft het Haarlemse voorbeeld in Beverwijk navolging ge
vonden.
(3) J. J. Luyten: Vraagtekens (Jaarboek Haerlem, 1960, p. 126/129).
(4) Ook niet de, door Ratelband onvermeld gelaten, „Uitstapjes in Neder
land" van H. A. Banning (1886). Over Haarlem en omgeving handelt daarbij
,,In Kennemerland".
De uit 1932 daterende mededeling in Dr. H. G. Prinsen Geerling's „Haarlem-
sche Gebruiken omstreeks 18701880" lijkt mij op een vergissing te berusten.
(5) In het kader van de emancipatie der Joden hebben in 1808 en 1811 stede
lijke en provinciale besturen uitvoerig gecorrespondeerd over de Zaterdag, de
joodse Sabbath, als marktdag. Voor Noord-Holland is deze correspondentie in
het Rijksarchief in N. Holland te vinden.
(6) Gemeentewet dd. 29 Juni 1851, artt. 144, 179, 195 en 196.
(7) Niet vermeld in Ratelband.