206
(1) NI. 10 September 1841 en 31 Mei 1843.
(2) Ter ere van de H. Joseph, voedstervader van onze Heer Jesus Christus,
echtgenoot van de hoogheilige Maagd Maria. De eerste steen is gelegd op 10
september 1841. De inwijding vond plaats op 31 mei 1843.
(3) Komt allen tot mij, die uitgeput zijt en onder lasten gebukt (Willibrordus-
vertaling).
(4) Van de Muzen komt de mensen een goede roep.
(5) De Raadzaal, de tempels, de scholen bloeien, waar de jeugd, den gods
dienst beminnende, zich op de beoefening der wetenschappen toelegt. (Vertaling
C. J. Gonnet).
(6) Dr. A. H. Garrer: Schonaeus. Bijdrage tot de Geschiedenis der Latijnsche
School te Haarlem, p. 35. (1889);
B. W. Hoffmann: Beknopte Geschiedenis van het Gymnasium te Haarlem,
p. 2 en p. 7/9. (1889).
(7) Lichamelijke ziekte, geestelijk herstel.
(8) (Dit huis) voedt en verbetert.
(9) G. J. Gonnet: Oude adreskaarten in Haarlem (De Oude Tijd, 1873, p. 42,
220/21 en 287) Volgens J. A. G. van der Steur's Oude Gebouwen in Haarlem,
p. 91 en plaat 66, is de gevel in 1906 afgebroken, doch bij de gemeente bewaard.
Gonnet's artikelen gewagen voorts nog van een inscriptie: Guivis potest
accidere, quod cuiquam potest (Wat den een overkomt, kan ook den ander
treffen), die rond 1800 van de Koudenhorn is verdwenen.
(10) Frans Dirkszoon van Beeckesteijn schenker van een groot deel van de
grond voor het Oude Mannenhuis en stichter van een jaarlijkse maaltijd op
4 oktober (de naamdag van de heilige Franciscus, zijn patroonheilige). Daarover
meer in Van der Steur, p. 228/29 en F. Allan, Geschiedenis van Haarlem, IV 300.
(11) Deze aanvulling" is ook gepubliceerd in HermeneusTijdschrift van het
Nederlands Klassiek Verbond jrg. 41 (1970/71), p. 301/302.