- 255 baron Verschuer, werd voor eenigen tijd door den heer Zocher wiens smaak wij reeds meermalen in de gelegenheid waren te bewonderen, nieuw aangelegd en behoort onder de schoonste uit de wijden omtrek. Zie dat trotsche heerenhuis, thans, zoo als nog onlangs het geval was, gasten van Koninklijken bloede onder zijn dak herbergende, gelijk het vroeger den grootsten botanicus der wereld tot verblijf strekte; zie aan deze zijde die overschoone kudde herten en hinden in dien zacht glooijenden kamp; zie, links en regts, den breeden heirweg langs met zijn heerlijk hout, en zeg mij of gij hier op deze steenen bank niet menig uur zoudt willen slijten! En nu stapvoets het Manpad, de gewigtigste historische plek genaderd die wij op onzen ganschen togt ontmoetten. Eerst moet ik U verzoeken een blik te werpen op deze regt deftige Hollandsche hofstede, met haar sierlijk heerenhuis, hare twee eigenaardige zijgebouwen, haar ruim plein en hare lommerrijke dreven. Sla uw oog naar boven en zie hier dat heerlijke loofgewelf. Vormen de kroonen der vier hooge linden die voor het hek, en der zes die aan de overzijde van den weg, staan, niet een portaal, schooner dan het schitterendste koepel dak, door menschenhanden gemaakt, dat gij ooit aanschouw- det? In deze lustwarande ontsloot zich het gemoed van onzen eenigen Van Lennep voor poëzij en al wat schoon is en wel- luidt; en door zijn geleerden vader, prof. D. J. van Lennep, werd op den hoek van het pad, waaraan de plaats haar naam ontleent, in 1817 de gedenknaald opgerigt, die wij thans met eene mengeling van eerbied en weemoed naderen. Daar ziet ge dan dat vermaarde pad, dat de heldenarm van Witte van Haemstede den 26sten April 1304 met de lijken der Vla mingen bezaaide. Eere hebbe de edele burger die, waar de natie haar pligt verzuimde, althans het zijne deed om een heldenfeit aan de vergetelheid te ontrukken. Mijn reisgenoot is geheel onder den indruk, dien het bezoek van deze gewig- tige plek bij eiken vriend van zijn vaderland moet opwekken. Hij drukt mij in stilte de hand en zegt: „De oogenblikken bij deze naald gesleten, zijn mij alleen de reis naar Elaarlem waard!".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1970 | | pagina 257