94
legen museum aan één kunstenaar gewijd, met het gevolg
dat ik in het begin van mijn voordracht vermeldde.
Voor de collectie zijn vooralsnog enkel een tweetal beperkte
ruimten beschikbaar. Daardoor kan niet alles tegelijkertijd
worden tentoongesteld. Dat geldt met name voor de tekenin
gen, die, zoals in elk prentenkabinet, voor belangstellenden
ter inzage worden gelegd. Ook ziet u niet de unieke verza
meling correspondentie - manuscripten, die ter beschikking
zullen staan van haar/hem die zich zet tot een studie over het
Huis Van Looy als artistiek centrum. Van Looy had weinig
maatschappelijke contacten, maar veel artiesten vonden de
weg naar zijn Haarlems huis, vooral literatoren. De kring
was wijd: Van Moerkerken, Frans Mijnssen, Arij Prins, Stijn
Streuvels, Herman Robbers, Emanuel de Bom. In de cor
respondentie verrassen nog allerlei andere namen: Helène
Swarth naast Slauerhoff en Marsman, de neerlandicus Over-
diep naast Alfons Diepenbrock.
Die bezoekers van het Huis Van Looy en decorrespondenten
die ik noemde, behoren tot een vorige generatie. Velen onzer
generatie hebben Jacobus van Looy en Titia van Looy-van
Gelder nog gekend, herinneren zich de eerste kennismaking
met een tekening, schilderij, boek of vers van hem. Ons ge
slacht bewaart de herinnering aan wat het heeft zien ontstaan.
Hoe zullen de na ons komenden oordelen? Zullen zij het
nagelaten werk enkel zien als eerbiedwekkend artistiek mo
nument uit voorbijgegane tijd, of zullen ook zij zich nog
aangesproken gevoelen door de tekeningen, de schilderijen,
het proza, de gedichten? Het is een vraag die ik me vaak stel
t.a.v. kunstenaars die ik nu bewonder. Maar eigenlijk is het
voor de mens-van-nu een volkomen irrelevante vraag. Bo
vendien een vraag die niemand die iets weet van de wisseling
in waardering de eeuwen door, ooit zal durven beantwoorden.
Eén zekerheid is er echter: het werk dat Jacobus van Looy
nagelaten heeft, getuigt zo duidelijk van eerlijk vakmanschap,
dat ik mezelf niet van vooringenomenheid behoef te verden
ken, als ik veel ervan bewonder. Aarzeling slechts heb ik ten
opzichte van vele zijner Gedichten. Hij gaf de bundel niet zelf