lals wachten.39 Toen zijn naturalisatie uitbleef, heeft Gustafsson blijk-
te baar afgezien van zijn plan op Helgoland te gaan wonen,
een Vermoedelijk heeft Gustafsson tot augustus 1829 hoofdzakelijk
aar in Leipzig gewoond. Dit wil echter geenszins zeggen, dat geduren-
tde de al deze maanden de naam Gustafsson in de politieberichten
eek ontbrak. ïn oktober 1828 ging plotseling het gerucht dat Gustafs
son weer in het land was. Het was Van Maanen in Brussel ter
tad ore gekomen, dat Gustafsson in Den Haag was gesignaleerd. De
/an procureur-generaal antwoordde hierop de minister d.d. 21 okto-
ien ber, dat de bewuste vreemdeling de 15e uit Amsterdam was ge-
de komen, diezelfde dag weer naar Amsterdam was teruggekeerd,
een de 20e opnieuw gearriveerd was en toen doorgereisd naar Brus-
unt sel.40 Enigszins verontwaardigd informeerde de procureur-gene-
lem raai vervolgens bij de Amsterdamse politiecommissaris waarom
/an hij niet had gerapporteerd, dat Gustafsson enkele dagen in de
,Ik hoofdstad had doorgebracht.41 Deze verdedigde zich door erop
op- te wijzen, dat particulieren helaas niet verplicht waren aangifte
do- te doen van bij hen logerende vreemdelingen. In de officiële loge-
laat menten had hij in elk geval niet onder zijn eigen naam vertoefd,
'eer Dat Gustafsson in Amsterdam geweest zou zijn leek de commis-
om saris te meer onwaarschijnlijk, aangezien de Amsterdamse politie
or- hem immers van gezicht kende. Vreemd was alleen, dat op de
na ochtend van de 15e oktober een heer met een valiesje onder de
te arm met de diligence vertrokken was naar Den Haag en als zijn
ven naam had opgegeven Brandligt, terwijl het onmogelijk één van
son de bekende Amsterdamse heren Brandligt geweest kon zijn. De
En- vreemdeling was tussen de veertig en vijftig jaar oud, had min of
met meer uitpuilende ogen en rosse bakkebaarden, „welk een en an
der zekerlijk veel heeft van het uitzicht van de heer Gustafs-
ok- son".42 Uit Brussel kwam spoedig het verlossende woord. De
eis- persoon die men had aangezien voor kolonel Gustafsson was in
middels daar gearriveerd en bleek te zijn de prins Von Kaunitz
dat Ritberg. „Le prince passe souvent en route pour l'ex-roi de
mei Suède" (12) zo schreef de directeur van politie te Brussel.43 Alle
else consternatie was dus voor niets geweest.
stad Het feit dat er consternatie was bewijst, dat de autoriteiten in de
af- herfst van 1828 nog uitermate geïnteresseerd waren in de lotge-
117