vallen van kolonel Gustafsson. Daarom is het vrijwel zeker, dat
Dr. Wap zich vergist als hij zijn ontmoeting met Gustafsson in de
diligence van Den Haag naar Haarlem en de daarop volgende
kennismaking tussen Gustafsson en Bilderdijk plaatst in augustus
1828.44 Het is uitgesloten, dat Gustafsson onder zijn eigen naam
in de zomer van 1828 door het land had kunnen reizen zonder
dat de politie zijn aanwezigheid zou hebben gesignaleerd. De ont
moeting moet later hebben plaatsgevonden, vermoedelijk in sep
tember of oktober 1829. De belangstelling van de autoriteiten
voor Gustafsson was toen duidelijk aan het verminderen en zijn
gangen werden niet meer van dag tot dag bespied. Deze tanende
belangstelling wordt begrijpelijk, als men bedenkt wat zich onder
tussen in Den Haag had afgespeeld tussen het hof en prins
Gustaaf.
De geschiedenis van de verloving van de gewezen kroonprins van
Zweden met prinses Marianne is een verhaal apart.45 Volgens
D'Ohsson is het initiatief uitgegaan van Willem I. De koning
hield zo zeer van zijn dochter, dat hij haar niet wilde zien ver
trekken naar een ander land, hetgeen toch de consequentie zou
zijn van een vorstelijk huwelijk. Een huwelijk met een persoon
van onverdacht vorstelijken bloede maar zonder land leek daar
om de aangewezen oplossing.46 Men zou echter ook kunnen ver
onderstellen, dat prins Gustaaf in de herfst van 1827 zich niet
zonder bijbedoelingen tegenover de Nederlandse regering zo be-
zord had getoond over het lot van zijn vader. Hoe het ook zij,
prins Gustaaf werd in mei 1828 luisterrijk aan het Nederlandse
hof ontvangen. Op 25 juni had de officiële verloving plaats.
Tegen het gebruik van de titel „prins van Zweden" werd echter
uit Stockholm door koning Karei XIV geprotesteerd. De Zweed
se regering dreigde zelfs met het verbreken der diplomatieke be
trekkingen. Willem I is toen gezwicht en zegde toe voortaan te
zullen spreken van „de zoon van de voormalige koning van
Zweden". Dat was evenwel weer niet naar de zin van prins
Gustaaf en op zijn weigering met deze betiteling genoegen te
nemen is toen het huwelijk afgesprongen.47 Het is dus niet onbe
grijpelijk dat bij de hoge heren in Den Haag in het vervolg de
ware animo ontbrak om prins Gustaaf op zijn wenken te blijven
118