Haarlemmers getuigen."52 Vermoedelijk was deze kasteleines
Johanna Bakker, weduwe van Jan Gerrit Beelenkamp.53 Zij was
in 1829 61 jaar oud. Aangezien zij twee dienstboden en twee
stalknechten in dienst had, moet het logement wel een zekere
standing hebben gehad.
Zoals gezegd moet in deze maanden ook hebben plaatsgevonden
de bovenvermelde ontmoeting tussen Gustafsson, Wap en Bil-
derdijk. Wap schreef zijn herinneringen in 1874. Het is dus zeer
aannemelijk, dat zijn geheugen hem teen hier en daar in de steek
liet en dat hij dientengevolge de ontmoeting abusievelijk in augus
tus 1828 plaatste. Wap was in deze jaren een jeugdige Bilderdijk
bewonderaar en hij verzorgde voor de dichter de uitgave van
enige zijner bundels. In verband daarmee was hij op weg naar
Haarlem, waar Bilderdijk toen woonde en raakte in de dili
gence uit Den Haag in gesprek met een vreemdeling. „Even
voor mij was opgestegen een deftig heer met zeer ernstig gelaat
en een meer noordsch dan norsch voorkomen; integendeel voor
dat we nog het Bosch uit waren had hij het gesprek al aange
knoopt, eerst over de groote warmte in de volle namiddag van
Oogstmaand 1828 en vervolgens over Holland, zijne bevolking,
geschiedenis, taal en zeden, kortom een zeer onderhoudend dis
cours en wel in 't Fransch wat mijn reisgenoot echter niet zeer
vlot sprak Eerst zeer in de nabijheid van Haarlem begon ik
te begrijpen met wien ik het voorregt had de reis te maken, nadat
mijn togtgenoot mij gevraagd had of het Zweedsch wel bij ons be
oefend werd en waarop ik antwoordde: één man weet ik zeker die
behalve nog een 25 andere talen ook zeer van nabij met het
Noordsch bekend is."54
Volgens Wap zou Gustafsson na de eerste kennismaking met Bil
derdijk de dichter later nog vele malen hebben bezocht. Hij zou
boeken uit diens bibliotheek hebben geleend en zelfs een belang
rijk werk van hem ten geschenke gekregen hebben met daarin een
aan hem opgedragen vers „Aan den zwervenden koning van
Zweden". Dit vers is gepubliceerd in de bundel „Nasprokkeling"
met als jaartal 1829. Het luidt als volgt:
„Laat vrij een wuft gevoel met kroon en scepter spelen,
Het echte Koningshart erkent geene aardsche macht:
120