;e- Gustafsson zijn beklag had gedaan, verklaarde Peltenburg zich
later alsnog bereid schriftelijk proces-verbaal op te maken maar
in toen begon Gustafsson bezwaren te maken, althans volgens Pel
de tenburg. De kolonel vond de commissaris en diens plaatsvervan-
;e- ger niet onpartijdig genoeg. Peltenburg van zijn kant bleef van
n_ oordeel, dat Gustafssons reacties op futiliteiten in sterke mate
on overdreven waren. Toen een andere vreemdeling in Haarlem, een
n- zekere Holder, schertsend vertelde, dat de Haarlemse straatjeugd
de steentjes naar zijn paard had gegooid, riep Gustafsson uit: „Ze
te zullen ons hier nog ombrengen."66
Op 29 juni 1832 wendde Gustafsson zich tot de procureur-
is- generaal bij het Hooggerechtshof.67 Hij verzocht de procureur-
,te generaal een vervolging in te stellen tegen de aanstichters van het
an delict, want als zodanig beschouwde hij hetgeen op die bewuste
in aprilavond was voorgevallen. Hij wees erop, dat hij de titel
n- „koning van Zweden" als een belediging beschouwde: „Ce titre
iet est pour moi une injure vu tout ce qui s'est passé de révolu-
,o- tionnaire en Suède 1809" (15). Blijkbaar heeft de procureur-
.63 generaal na ontvangst van deze brief in Haarlem om inlichtingen
m- verzocht en was het rapport van Peltenburg waaruit wij hierboven
hebben geciteerd een reactie op dit verzoek. Volgens Peltenburg
on was een zekere luitenant-kolonel Van der Linde Gustafssons
un kwade genius. „Met de codes in de hand" diende hij hem van
ait advies. Hij schetste Van der Linde als een man die het autoritei-
ijn ten en ambtenaren graag moeilijk maakte en die zich met veel
ie- zaken inliet, waarbij zijn bemoeienissen niet zeer vredelievend
)jn waren. Daarentegen was Gustafssons officiële advocaat Willekes
>e- een redelijk mens die helaas tevergeefs trachtte matigend op
el- Gustafsson te werken.68
ïld Gustafsson moest enige maanden wachten alvorens antwoord te
en krijgen van de procureur-generaal. Hoewel hij er van bevriende
:n, zijde op attent gemaakt was, dat dit uitstel verband hield met het
ng feit dat de procureur-generaal op dienstreis in Zeeland was,69
de veronderstelde Gustafsson hier toch boos opzet. De volgende
ijn stap die hij nu deed maakt duidelijk, dat hij niet meer in staat
was de zaak in zijn juiste proporties te zien en dat zijn geestver-
vie mogens waren gestoord. Hij probeerde de kwestie op diplomatiek
125