niveau te brengen. Hij richtte zich tot de koning van Saksen. Hij was immers in het bezit van een paspoort te Leipzig afgegeven en meende op grond hiervan te mogen rekenen op steun van de Saksische regering voor het geval hij geen genoegdoening mocht krijgen: „Si cette démarche (d.w.z. bij de procureur-generaal) de ma part reste sans résultat essentiel la scandale qu'on a suscité et toleré aura atteint son plus haut degré et dès lors je n'aurais aucune sécurite J'attends done les ordres de Votre Majesté pour savoir si je dois encore faire une démarche directe auprès du Roi des Pays Bas ou si Votre Majesté préfère de réveiller par un avis amicale 1'attention du Roi la dessus" (16).70 De Saksische minister Minkiewitz gaf hem echter te verstaan voor hem in deze zaak niets te kunnen doen.71 Eind september ontving Gustafsson eindelijk het antwoord van de procureur-generaal. Ook deze probeerde Gustafsson ervan te overtuigen, dat hij het incident van de eerste april niet te ernstig moest opvatten. Het moest niet worden toegeschreven „aan eeni- ge opruijing veel min aan eenig opzet te grieven of te beledigen, maar enkel en alleen aan een louter toeval en aan eenige darte lende kinderen die zo zij dadelijk waren uitvindig gemaakt door hun ouders hadden behoren bestraft te worden daar de wet hen niet kan treffen en zulks omdat het op het midden van de dag uit- of naroepen der woorden „koning van Zweden" niet kan ge rangschikt worden onder burengeruchten of beweegingen of nachtgeruchten tot verstoring van de rust der inwoners". De procureur-generaal gaf echter de verzekering, dat de commissaris van politie ernstig was te kort geschoten door geen proces-ver baal op te willen maken en dat hij hem zijn misnoegen had ken baar gemaakt.72 Inderdaad kreeg commissaris Peltenburg een fikse reprimande toegediend vanwege zijn nalatigheid met daar aan de waarschuwing verbonden „dat bij eene herhaling Uw Ed. aan zichzelve zal te wijten hebben de nadeelige gevolgen welke daaruit voor U Ed. buiten twijfel zouden moeten voortvloey- en".73 Op het toch alleszins redelijke betoog van de procureur-generaal reageerde Gustafsson op een zeer overspannen manier: „Vous paraissez me considérer comme un imbécile avec lequel on ne 126

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 128