lij peut parler raison" (17) heette het naar aanleiding van de op-
;n merking dat er van opruiing geen sprake was en „Voila que vous
ie m'offensez de nouveau en me considérant comme un être nulle",
ht omdat de procureur-generaal geschreven had dat er niet tot ver-
de volging kon worden overgegaan, aangezien er geen sprake was
et van verstoring van de rust der inwoners. „N'étais-je pas le 1 avril
lis a compter parmi le nombre des habitants de Haarlem?"74
;té Toen de procureur-generaal niet tot handelen overging, richtte
ès Gustafsson zich tot de koning in hoogst eigen persoon. Hij tracht-
ar te de koning uit te leggen waarom hij zich gepikeerd voelde als
he men hem onder de bestaande omstandigheden koning noemde,
ze Omdat in 1809 de andere vorsten hem aan zijn lot hadden over
gelaten, omdat zij hun plicht als koning hadden verzaakt en de
de koningstitel te schande hadden gemaakt, daarom wilde hij niet
te meer met hen op één lijn gesteld worden, zo ongeveer moet zijn
tig gedachtengang zijn geweest: „Je crois de mon devoir de expliquer
ii- a votre Majesté que je ne puis sous aucun rapport considérer le
;n, titre de Roi comme analogue a ma situation actuelle. Vu qu'a
te- l'époque de la Révolution Suédoise 1809 je fus encore abandonné
ior par tous mes bons frères et qu'ainsi je ne pourrais pas même sous
en le titre de ci-devant Roi reconnaitre les sus-dits frères pour légi-
ag timesj'ai du choisir la qualité d'un particulier pour éviter de
re- me compromettre si on ne veut pas se compromettre avec
'of moi" (18).75 Tevens maakte hij de koning erop attent, dat er
De eigenlijk ook sprake was van majesteitsschennis, een term die hij
ris ook in een gesprek met Peltenburg gebruikt schijnt te hebben.76
er- In de brief aan Willem I sprak hij van „insultes faittes au titre de
;n- Roi de Suède" (19). Het drong blijkbaar niet tot Gustafsson
:en door, dat de theorie van de majesteitsschennis niet helemaal te
ar- rijmen viel met die van de persoonlijke belediging.77
!d. Vermoedelijk heeft het Willem I wel enige hoofdbrekens gekost
Ike te weten welke titulatuur hij voor kolonel Gustafsson gebruiken
;y. moest. Gelukkig wist minister Verstolk raad. Hij wees erop dat
Gustafsson ondertekende met „votre affectionné serviteur et
aal neveu" (20), hetgeen erop duidde dat de kolonel zich zijn vroe
ds gere waardigheid herinnerde.78 Daarom adviseerde hij de koning
ne zich in een persoonlijk schrijven tot Gustafsson te richten. „Mon
127