cousin", (21) zo schreef Willem I, vergeet de zaak want van een complot is heus geen sprake en de Haarlemse commissaris heeft immers een fikse reprimande te pakken.79 Ook deze brief vermocht Gustafsson niet tot andere gedachten te brengen. De 14e januari 1833 reageerde hij met een schrijven dat dit keer eerder vermanend dan geprikkeld van toon is. 's Konings excuus dat hij zich met de kwestie niet kon inlaten omdat zij viel onder de competentie van de rechter, woof Gustafsson ter zijde door op te merken: „mais lorsque la justice et ses employés n'agissent pas, a qui m'adresser si non au juge suprème, a un successeur de Samuel, au Roi même?" (22) Waar Willem I had betoogd dat er van een bewuste opzet om te beledigen geen sprake was, daar antwoordde Gustafsson: „C'est le coeur d'un tendre père qui se fait entendre mais celui d'un juge est in flexible, son opinion n'est fondé que sur la loi. Vous avez le droit de faire grace, mais toute grace non fondée sur un principe devient une injustice. Excusez a un ancien juge superieur de s'ex- pliquer avec cette franchise" (23).80 Behalve dit stukje belerend proza bevatte de brief van Gustafsson de mededeling dat hij van de Nederlandse overheid terugbetaling verlangde van het geld dat hij als honorarium aan zijn advocaat had betaald. Tevens kondigde hij de publicatie aan van enige brie ven die hij aan de Nederlandse autoriteiten had gestuurd. Ver stolk van Soelen adviseerde het verlangde bedrag a fl. 80 maar te restitueren, omdat Gustafssons vordering niet ongegrond was „vermits in allen gevalle dezerzijds erkend is, dat de commissaris van politie te Haarlem proces-verbaal had behoren op te maken". Bovendien meende de minister erop te mogen rekenen, dat de zaak dan definitief zou zijn geregeld en dat Gustafsson af zou zien van zijn voornemen allerlei brieven waaronder die aan de koning te publiceren.81 Dat Gustafsson zich de mond zou laten snoeren voor een grijp- stuiver, bleek spoedig een te optimistische verwachting. Gustafs son was nu eenmaal bezeten van het idee, dat hem recht onthou den werd en dat hij niet rusten mocht alvorens hij dit gekregen had. De buitenwereld spreekt in zo'n geval van Don Quichotterie en kijkt vergenoegd, meewarig of geïrriteerd toe, maar voor de 128

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 130