Ook op deze beide brieven werd van de zijde van de Staten-
Generaal niet geantwoord, de laatste werd zelfs ongeopend ge
retourneerd. Daarom richtte Gustafsson zich de 24e november
tot het kamerlid Van Dam van Isselt: „Le noble patriotisme qui
vous distingua durant les délibérations sur les intéréts de la nation
dont vous est un des représentants m'encourage a m'adresser a
vous préférablementLoin de moi d'avoir vouler rechercher
auprès des Etats-Généraux une décision juridique mais j'ai voulu
leur faire part de ce qui c'est passé d'irregulier, espérant obtenir
leur intervention et enfin justice légale" (32).93
Bij de aanvang van de kamerzitting van 1 december bracht Van
Dam van Isselt deze kwestie ter sprake. Na opgemerkt te hebben
dat hier te lande het recht van petitie „van luttel waarde" zou
blijven zolang de volksvertegenwoordigers de bevoegdheid misten
verzoekschriften aan de minister door te sturen, opdat deze een
nader onderzoek zou instellen en vervolgens verslag aan de kamer
zou doen, verklaarde hij het onbehoorlijk te vinden dat verzoek
schriften buiten weten van de kamer werden teruggezonden. Ver
volgens deponeerde hij Gustafssons verzoekschrift op het bureau
van de voorzitter.96 De kamervoorzitter ontkende enkele dagen
later, dat er door hem of door de griffie stukken ongeopend
waren teruggezonden maar Van Dam van Isselt meende dit wat
de ambtenaren ter griffie betreft te moeten betwijfelen, aangezien
het hem bekend was dat daar als vast beginsel was aangenomen
ongefrankeerde brieven waarvan de port meer dan drie gulden
bedroeg terug te zenden.97 De commissie voor de verzoekschrif
ten adviseerde de kamer over te gaan tot de orde van de dag,
omdat „de wetgevende magt zich niet mag inlaten met een onder
werp hetwelk uitsluitend behoort tot de kennisneming van de
regtelijke magt" terwijl de commissie het niet nodig vond de
rekwestrant hiervan te verwittigen, omdat dan aan een vreemde
ling „meerder gunst zoude toegekend worden dan een ingezetene
geniet".98 Overigens was dit niet de eerste keer dat de commissie
tot deze conclusie kwam. Zo was het telkens gegaan als Gustafs
son een verzoekschrift had ingediend, schreef Van Dam van Isselt
aan de kolonel.99 Tevens vroeg hij hem in deze brief om „une
preuve matérielle" (33) dat de petitie inderdaad ongeopend was
132