139 Burenstam (75) Afschrift hiervan eveneens in K.B. Stockh.: D 1044. (76 Gem. Arch. Haarlem: Arch. Pol. 3/14, Peltenburg aan off. v. just. 9 juli. (77) Enige jaren eerder toen hij nog in Frankfort woonde en daar was nage- roepen, had hij zich tot de Zweedse koning Karei XIV Johan gewend met zijn klachten. „Als men mij koning van Zweden noemt, zijn U en ik beiden be e- digd," zo had hij ongeveer betoogd. Deze brief d.d. 30 april 1823 in K.A. Stockh.: Karl Johans papper, vol. 27. (78) ARA: Staatssecretariaat, Verstolk aan Z.M. 17 dec. (79) RA Stockh.: Silfv. saml. E 6892, Willem I aan Gustafsson, 31 dec. (80) ARA: Staatssecrt. Hier ook een eerder schrijven van Gustafsson van 4 jan. 1833, hetwelk de brief van de koning had gekruist. (81) ARA: Staatssecrt. Verstolk aan Z.M. 4 febr. (82) Peltenburg deelde 12 augustus de procureur-generaal mede, dat Gus- tafson die ochtend om 6 uur naar Zandvoort was vertrokken: Gem. Arch. Haarlem, Arch. Pol. 3/14. Gustafssons pas d.d. 13 febr. 1832 die een geldig heidsduur had van een jaar, heeft op de achterzijde een aantekening waaruit blijkt, dat Gustafsson „gaande naar Zandvoort" hem op 11 augustus heett laten aftekenen door Peltenburg. Deze pas wordt bewaard in de Silfvmg sam- ling E 6889. Aanvankelijk had Gustafsson het in hotel „Driehuizen wel naar de zin, maar in januari 1833 moeten er conflicten zijn ontstaan over de ver warming en over het lawaai. Bovendien zou Driehuizens dochter de kinderen van het dorp tot wangedrag hebben aangespoord. Notities hierover van Gus tafsson hand in Silfving samling E 6888. (83) Déclaration pour monsieur le Bourgmestre de Zandvoort, 8 tebr. i»44, in: Actes les plus essentiels. (84) Notitie van Gustafsson in Silfv. saml. E 6888. (85) Gustafsson aan Willekes, Zandvoort 5 april 1833, Silfv. saml. E 6888. (86) Idem, 27 april. (87) ARA: Staatssecrt. v. Maanen aan Z.M. 11 mei. (88) Idem, 20 mei. (89) Silfv. saml. E 6888. (90) Willekes, 1 juli, Silfv. saml. E 6888. r (91) Volgens de heer Toussaint, bibliothecaris te Spa, heeft Gustafsson daar altijd gelogeerd in hotel „Des Pays Bas", hetgeen valt op te maken uit de we kelijks gepubliceerde vreemdelingenlijsten. De brief luidt als volgt: „En rece- vant le renvoye de mon jolie paquet lequel j'ai ai eté oblige de payer argent contant en retour, j'en ai été entragé au plus haut degré; non seulement par rapport aux fraix que cette gentillesse de votre part m'a couté, maïs encore par l'affront que vous venez de faire au proces de cuisine dont je croyai vous honnorer par un don gratuit car il m'a couté bien des francs. Mais ce qui m a été le plus sensible c'est que vous Monsieur ne paraissez pas avoir eu 1 odorat assez fin pour découvrir le met délicieux qui (onleesbaar) en votre honnoured gloire; je veux vous parler du cubbud ou le boeuf a la Morisque qui surpasse le rosbief; honi soit qui mal y pense". (Bij de ontvangst van mijn teruggezon den leuke pakket, waarvoor ik contant moest betalen, ben ik razend gewor den, niet slechts om de kosten waarop Uw aardigheid mij heeft gejaagd, tpaar ook om de belediging die U het keukenproces aandeed, waarvan ik dacht U met een gratis geschenk te eren, want het heeft me heel wat franken gekost. Maar het ergste vind ik, dat Uw smaakorgaan niet fijn genoeg is om het ver rukkelijk gerecht eer te bewijzen. Ik wil U spreken over de „cubbud of de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1971 | | pagina 141