DE D AMI AATJES IN DE BELANGSTELLING
Toen in het afgelopen jaar de Damiaatjes weer eens in de be
langstelling stonden (actie voor vervroegen van het luiden; tegen
actie; besluit van B en W om geen veranderingen aan te bren
gen) herinnerde ik mij enkele jaren geleden eens een, geschreven,
dichtwerkje over de Damiaatjes te hebben gekocht. Op het om
slag staat „Copie van een gedicht op de Nieuwe Damiaatjes te
Haarlem". Het gedicht zelf beslaat drie pagina's en heeft betrek
king op het eerste luiden van opnieuw gegoten Damiaatjes. Het
handschrift lijkt 19e eeuws. Drs. J. J. Temminck wees er mij op
dat de Damiaatjes in 1732 vernieuwd zijn, zoals blijkt uit de
Kroniek der Stad Haarlem door H. L. Janssen van Raay, p. 87
(Haarlem, 1894). Zou het gedicht op deze vernieuwing betrek
king hebben of zijn de klokjes ook later nog eens opnieuw ge
goten? Wellicht kan een der lezers deze gebeurtenis nader date
ren?
A. G. van der Steur
Op de Nieuwe Damiaatjes te Haarlem
Soo haast de fraije Damiaaten,
bij ongeluk 't musiek vergaten,
Waarop de brave burgerij
Voor dese rustig trad ten zij,
Wier soet geluijt de Rethorijken
Verrukt deed roepen: dit zijn blijken
Der wijtberugte dapperheijd,
Den trotzen Saraceen ten speijd:
Maar als der helden moed verslapte
Gebeurde 't dat de klockjens knapte;
Dogh flux versmolt men deese stof,
En goot daar weer twee nieuwe of:
Waar bij geen schape-bel mag halen,
Schoon van Corinthische metalen
Gevormt door de beste hand,
141