ders uitdrukkelijk, dat het St. Elisabeth's of Grote Gasthuis voor
gewone zieken en kraamvrouwen en het Buiten Gasthuis voor
lijders aan besmettelijke ziekten bestemd was. In de tweede plaats
was ook het St. Elisabeth's Gasthuis niet geschikt voor de ver
pleging van besmettelijke zieken. Het was maar een klein zieken
huis met meestal niet meer dan een twintigtal patiënten.11 Dit
aantal kon zo nodig wel vergroot worden, maar dan zouden de
weinige zalen, die er waren, voller worden, waardoor de isolering
der patiënten in het gedrang zou komen. In een rapport, 12 jaar
later door b. en w. uitgebracht aan de gemeenteraad,12 werd de
inrichting van het St. Elisabeth's Gasthuis onvoldoende geacht en
op de bouw van een nieuw gasthuis aangedrongen. Deskundigen
constateerden in 1869 misbruiken bij de verpleging, gemis aan
orde, zindelijkheid en reinheid.13
Het werd voor het gemeentebestuur een moeilijke zaak. Het St.
Elisabeth's Gasthuis weigerde besmettelijke zieken en met het
Buiten-Gasthuis was het zelf niet content. Toen er in 1857 een
geval van cholera was, werd daarom de leegstaande infirmerie
aan de Kraaijenhorster gracht, die reeds in 1856 voor de opne
ming van cholera-patienten bestemd was,14 in allerijl daartoe in
orde gebracht. Aan de verbetering van het gebouw werd F. 418,54
ten koste gelegd.15 D. Wessels werd tot concierge aangesteld en
zijn vrouw kreeg opdracht het nodige huisraad te kopen. Aan
het bestuur van het Stads armen- en ziekenhuis werd verzocht
drie veren bedden af te staan voor de interne (zie bldz. 158) en
de oppassers, alsmede wollen dekens en kribben.16 Toch zijn er
dat jaar (1857) geen patiënten opgenomen, ook geen der meer
dan 22 pokken-lijders, die er dat jaar in de stad waren.17 Het ge
bouw was voortaan permanent ingericht voor de opneming van
besmettelijke zieken. Het wordt, ook in de officiële stukken, cho-
lera-hospitaal, ziekenhuis op de (Gedempte) Kraaijenhorster
gracht (voor de verpleging van lijders aan cholera, mazelen,
roodvonk en dergelijke besmettelijke ziekten) of Gasthuis voor
(lijders aan) besmettelijke ziekten genoemd. Het heeft nooit of
ficieel een naam gekregen. Kortheidshalve zal ik het hier met
G.B.Z. (Gasthuis Besmettelijke Ziekten) aanduiden. In 1859
werd het toezicht en de administratie opgedragen aan het burger-
156